Rijtuigen ABd 7521 - 7555

Uit Somda RailWiki
Naar navigatie springenNaar zoeken springen

In 1932 en 1933 werden in totaal 35 stalen ABd9 rijtuigen geleverd. Deze rijtuigen zijn een aanvulling op de in 1930 en 1931 geleverde coupérijtuigen.

Geschiedenis

In 1928 wilde de NS de treinen tussen Rotterdam Delftsche Poort, Den Haag Staatsspoor en Amsterdam Centraal naar Enschede, Groningen en Leeuwarden gaan moderniseren. Hiervoor werd nieuw materieel besteld bij de diverse leveranciers. De nieuwe rijtuigen zouden aparte rijtuigen moeten gaan worden voor eerste, tweede en derde klas. Er volgde echter een verschuiving van reizigers tweede klas naar de derde klas. Hierop werd besloten om de rijtuigen eerste en tweede klas te combineren tot AB rijtuigen. De rijtuigen derde klas worden als coupé rijtuigen met 12 afdelingen uitgevoerd en tussen 1930 en 1933 afgeleverd. De AB rijtuigen werden tussen 1932 en 1933 afgeleverd door Werkspoor. De eerste 25 rijtuigen bevielen zo goed, dat in 1933 een nabestelling volgde van 10 stuks. De rijtuigen zijn afgeleid van de ovale ramen rijtuigen, welke vanaf 1928 in dienst werden gesteld. De rijtuigen zijn daarnaast gebouwd volgens de laatste technieken, welke ook werden toegepast bij de vanaf 1930 geleverde rijtuigen van het Materieel’24. De rijtuigen lagen aan de basis van een hele serie rijtuigen die tot in de jaren ’50 werden geleverd. Dit waren de bolkop rijtuigen, Plan D en Plan K. De rijtuigen zijn ook voorzien van een beperkt RIC teken voor België, Duitsland, Elzas-Lotharingen en de Franse Nord.


Technische gegevens

De rijtuigen hebben een lengte van 21,8 meter en een gewicht van 45 ton. De hoogte is meter en de rijtuigen zijn meter breed. De rijtuigen beschikken elk over 8 zitplaatsen eerste klas en 41 zitplaatsen tweede klas. De rijtuigen zijn voorzien van een Knorr snelrem. De rijtuigen zijn toegelaten voor een maximum snelheid van kilometer per uur. De rijtuigen AB 6232 - AB 6244 hebben in 1951 de bakcode 1103 gekregen. De overige rijtuigen hebben geen bakcode gekend.


Uitvoering

De rijtuigen zijn volledig gelast als eerste rijtuigen van de NS. De rijtuigbak en het onderstel zijn als een geheel uitgevoerd en vast gelast in plaats van geklonken. Hierdoor wordt een stijf geheel verkregen, dat ook zelfdragend is. De zijpanelen en de dakplaten zijn onderling verbonden met doorlopende lassen. Door deze constructie is een aanzienlijke gewichtsbesparing gerealiseerd. De koppen met de instapdeuren zijn smaller dan de rest van het rijtuig. De apparaten onder de rijtuigbak zijn niet afgeschermd. De rijtuigen zijn voorzien van kopdeuren en vouwbalgen om reizigers gemakkelijk van het ene naar het andere rijtuig te laten lopen. Aan de binnenzijde van de vouwbalgen zijn draaihekjes geplaatst, zodat reizigers vast konden houden bij het lopen van het ene naar het andere rijtuig. Aan de bovenzijde van de kopse kanten zijn de sluitseinijzers geplaatst. Deze zijn hoog geplaatst om mee te kunnen rijden in het internationale verkeer. Hieronder zijn sluitseinijzers geplaatst naar Frans ontwerp. Bij de opstaptreden bevinden zich laag geplaatste sluitseinijzers. In de binnenlandse dienst werden de sluitseinijzers in midden hoog opgehangen. Op de zijwand is het mogelijk om door middel van koersborden de bestemming aan te geven.

De vloer van de rijtuigen bestaat uit. Hierop was een .De vloeren werden gemaakt met ribbelplaten. Hierdoor werd de constructie steviger en konden de dwarsverbindingen vervallen.

De rijtuigen kunnen verwarmd worden door middel van lagedruk stoom. De stoom wordt door de stoomleiding vanaf de stoomlocomotief de coupés ingeblazen door een stoombatterij. Deze kan door reizigers zelf worden bediend. De overige ruimten werden bediend door de conducteur. Vanaf 1949 is het mogelijk om de rijtuigen ook elektrisch te verwarmen door de komst van elektrische locomotieven van de serie 1000. De elektrische verwarming is geschikt voor 1.500 Volt. Onder het rijtuig wordt de lucht verwarmd door middel van elektriciteit en onder de banken het rijtuig ingeblazen. In Duitsland blijft de stoomverwarming nodig. Het rijtuig wordt door middel van 60 Watt gloeilampen verlicht. Deze gloeilampen hangen in de coupés, een witte en een blauwe (nachtverlichting), in de zijgang hangen vier lampen. Op de balkons hangen twee lampen en op het toilet hangt ook een lamp. De verlichting wordt gevoed door accu’s, die in twee accukisten onder het rijtuig hangen. Deze accu’s worden opgeladen door een dynamo van 1,9 kW. Deze dynamo is met een leren riem verbonden met een van de vier assen. Tot 20 kilometer per uur wordt de verlichting vanuit de accu’s gevoed en bij een hogere snelheid wordt de verlichting voorzien van spanning door de dynamo en worden de accu’s opgeladen. Dit is automatisch geregeld door een regeltoestel dat zich bevind in de kast met elektrische voorzieningen.

Bij de aflevering van de rijtuigen zijn zij donkergroen geschilderd. Het dak is in een lichte kleur grijs geschilderd en de schortplaten zijn donkergrijs. Onder de ramen werd aan de buitenzijde een klassebord aangebracht. Deze ontbreken echter bij de facultatieve coupé eerste/tweede klas en twee coupés tweede klas. Vanaf 1939 werden de daken in een donkere kleur geschilderd, om zo minder op te vallen vanuit de lucht. Halverwege de jaren ’50 werd de donkergroene kleur vervangen door het Berlijns blauw met gele biezen en een donkergrijs dak. De klasse aanduidingen zijn zwart met daarop in het wit de aangegeven klasse.

De draaistellen waren van het type T en ook elektrisch gelast. Het remwerk is in het draaistel gebouwd. Om tot een rustigere loop te komen, is de radstand vergroot tot 3,00 meter. De aspotten zijn voorzien van glijlagers. De draaistelcode van de draaistellen is .

AB 7521 - AB 7555

Het rijtuig heeft de beschikking over 9 coupés met elk hun eigen venster. De ene helft van het rijtuig is bestemd voor rokers (4 coupés). De andere helft is bestemd voor niet rokers (5 coupés). Deze afdelingen worden in de zijgang gescheiden door een klapdeur. De coupés zijn verdeeld in twee coupés eerste klas met elk 4 zitplaatsen. Een coupé die variabel is voor eerste of tweede klas. Deze biedt plaats aan zes personen. Zes coupés zijn ingericht voor de tweede klas en bieden elk 6 reizigers een zitplaats. Een eindcoupé tweede klas niet roken biedt echter plaats aan vijf personen. In de zijgang was op deze plaats een kast geplaatst voor de elektrische voorzieningen in het rijtuig. Op deze manier werd een overgang gecreëerd naar het balkon toe. Deze overgang is nodig vanwege de binnenliggende deuren. Deze coupés zijn afsluitbaar en te bereiken via een zijgang. Aan de rokerszijden van het rijtuig is op het balkon een toilet geplaatst. De ramen in de zijgang zijn te openen door middel van handgrepen. De ramen in de coupés kunnen geopend worden door middel van een draaihandel. Bij deze rijtuigen waren draaihandels voor het eerst toegepast.

De banken in de eerste klas zijn opgebouwd uit een onderzitting met springveren. Op de zittingen zijn omkeerbare kussens geplaatst. Deze kussens zijn gevuld met paardenhaar en overtrokken met roodbruin trijp met verticale, zwarte strepen. De onderzijde is voorzien van roodbruin leerdoek. Tussen de zittingen zijn opklapbare armleuningen van 25 centimeter breed geplaatst. De banken in de tweede klas bestaan ook uit een onderzitting met daarop kussens. Deze zijn echter niet omkeerbaar. Ook deze kussens zijn gevuld met paardenhaar. Zij zijn overtrokken met bronsgroen trijp en verticale, zwarte strepen. De banken zijn voorzien van opklapbare armleuningen. De facultatieve coupé eerste/tweede klas is voorzien van dezelfde bekleding als in de eerste klas, maar heeft geen brede armleuning. Op de schuifdeur was een bordje geplaatst waarop de conducteur aan kon geven welke klasse deze coupé had. De zijwanden in deze coupés waren voorzien van gevernist linnen. Boven alle zitplaatsen zijn spiegels en fotolijsten aangebracht. De binnendeuren zijn van blank gelakt berkenhout. Het dak is mat wit geschilderd. Het overige lijstwerk is blank gelakt, donkerbruin Djati hout uit Java.


Inzet

De rijtuigen werden na hun aflevering hoofdzakelijk ingezet in de binnenlandse exprestreinen naar Groningen en Limburg samen met de C12c coupérijtuigen. De rijtuigen werden ook internationaal ingezet, waarbij zij in België, Duitsland en Frankrijk te zien waren. Dit was samen met gelaste C12c coupérijtuigen, die eveneens een beperkt RIC teken hadden. De rijtuigen vormen een vaste combinatie met een C12c rijtuig, die in een trein meerdere keren voor kunnen komen. Enkele treinen werden ook voorzien van een stalen bagagerijtuig. Zo rijden er minimaal drie eenheden in drie van de zes sneltreinen vanuit Rotterdam Maas/Den Haag Staatsspoor/Amsterdam naar Groningen. In een vierde trein op deze verbinding bestaat een van de treindelen uit Amsterdam uit houten rijtuigen. Tussen Amsterdam en Maastricht rijden vijf sneltreinen, waar in ook minimaal drie vast gekoppelde eenheden in mee rijden. Drie van deze treinen rijden via Utrecht en Eindhoven. Twee treinen rijden via Amersfoort en Nijmegen naar Maastricht. Vanuit Maastricht rijden twee rijtuigen door naar het Belgische Visé. Deze treinen worden vaak getrokken door een stoomlocomotief serie 3500, 3700 of 3900. Lokale treinen met deze rijtuigen werden veelal getrokken door stoomlocomotieven serie 2100, 5500, 6000 of andere, kleinere stoomlocomotieven. De rijtuigen die naar het buitenland gaan, zijn te zien op de verbinding Den Haag Hollands Spoor - Rotterdam Delftsche Poort - Venlo - Düsseldorf en Wuppertal/Oberharmen.

Vanaf 1940 werd de vaste combinatie tussen een AB en een C12c combinatie los gelaten. De rijtuigen werden daarop samen ingezet met de bolkoprijtuigen uit de serie ABC 7300 en C 7200. Daarnaast waren enkele rijtuigen aangewezen om als rijtuig derde klas dienst te doen in Wehrmacht treinen naar Duitsland. In het binnenlandse vervoer reden rijtuigen ook alleen voor de Wehrmacht. Dit werd duidelijk gemaakt door borden op te hangen met de tekst "Nur für Wehrmacht".

Aan het eind van de jaren ’40 rijden de rijtuigen in bont samengestelde sneltreinen. Hierbij doen zowel doorgangsrijtuigen, coupérijtuigen en houten rijtuigen dienst. Met de coupérijtuigen krijgen zij een nieuwe stamlijn te berijden, het traject Amsterdam - Arnhem via Utrecht. Een AB rijtuig doet ook dienst samen met een aantal coupérijtuigen in militaire treinen. Het AB rijtuig is in deze treinen bestemd voor de officieren.


Vanaf 195 worden de rijtuigen ook ingezet om minder belangrijke lijnen. Zo rijdt een rijtuig samen met twee coupérijtuigen vanuit Alkmaar naar Hoorn en Den Helder. Voor deze treinen werd in de winter een stoomverwarmingswagen ingezet als deze door diesellocomotieven worden gereden.


Vanaf 1958 worden de rijtuigen teruggetrokken uit het internationale verkeer en alleen nog in de binnenlandse dienst ingezet. Zij worden dan ingezet in lokaaltreinen en als versterkingsrijtuigen. Ook waren zij te zien achter diesellocomotieven op niet geëlektrificeerde nevenlijnen. Voor deze treinen werd in de winter een stoomverwarmingswagen ingezet, omdat in januari 1958 de laatste stoomlocomotieven van de NS hebben gereden.

Aan het begin van de jaren ’60 krijgen de rijtuigen steeds minder vaste treinen te rijden en worden zij ingezet in speciale treinen, spitstreinen en treinen voor militaire verlofgangers. Deze treinen rijden met ouder materieel dat niet meer aan de eisen voldoet voor het dagelijkse comfort.

In 1964 gaan de eerste rijtuigen van de serie aan de kant en in september 1968 rijden de laatste rijtuigen hun diensten. Als eerste gaan de rijtuigen AB aan de kant tussen 1964 en 1966. De rijtuigen tweede klas gaan tussen 1966 en 1968 aan de kant. Rijtuig AB 6243 gaat in september 1968 als laatste rijtuig buiten dienst.


Onderhoud

De rijtuigen komen in onderhoud in . De rijtuigen van de Koninklijke trein krijgen het onderhoud in de Lijnwerkplaats Utrecht. Na de sluiting van de Utrechtse werkplaats gaan de rijtuigen voor hun onderhoud naar Amsterdam.


Revisie

Bijzondere uitvoeringen

In 1952 en 1956 worden twee rijtuigen verbouwd tot Koninklijk rijtuig om de bestaande trein te vergroten. Het tweede omgebouwde rijtuig vervangt een ouder, af te voeren Koninklijk rijtuig. Na zijn afvoer in 1968 wordt het rijtuig B 6159 naar een camping in Eext overgebracht, waar het verbouwd wordt tot bar/kantine.


Koninklijk rijtuigen

In de jaren '50 worden twee rijtuigen verbouwd en ingericht als Koninklijke rijtuigen in aanvulling op de twee al bestaande rijtuigen. De trein wordt veelal gebruikt om op wintersportvakantie te gaan naar het Oostenrijkse Lech en om op staatsbezoek te gaan in het buitenland of om buitenlandse vorsten of presidenten mee door Nederland te laten rijden. In totaal worden de rijtuigen gebruikt voor ongeveer 80 ritten in binnen- en buitenland. Hiertoe waren de rijtuigen voorzien van een uitgebreid RIC teken voor inzet in België, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Joegoslavië, Luxemburg, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Roemenië, Turkije, Zweden en Zwitserland. Op 19 augustus 1975 arriveren de twee rijtuigen in de Haarlemse werkplaats om te worden voorzien van een doorgaande luchtleiding. Op 22 september 1975 worden de beide rijtuigen afgeleverd.

Sr8

In 1953 wordt het rijtuig AB 7531 verbouwd tot Sr8 door Beijnes. Op 23 januari 1953 komt het rijtuig aan in Haarlem. Het rijtuig wordt toegevoegd aan de bestaande trein, welke uit de rijtuigen D6 en Sr7 bestaat. De zijgang blijft behouden in het rijtuig, maar de coupés worden uitgebroken en opnieuw ingericht. Het rijtuig wordt ingericht met een werkkamer voor Prins Bernhard, twee slaapkamers en twee badkamers. Het interieur is lichtbruin geschilderd. De badkamers zijn voor de prinsessen Beatrix, Irene, Margriet en Christina. Daarnaast beschikt het rijtuig over een ruimte voor de verzorgsters van de prinsessen en een vertrek voor de begeleiders. De draaistellen onder het rijtuig worden vervangen door draaistellen type S van Plan D. Deze draaistellen hebben de beschikking over rollagers in de aspotten in plaats van glijlagers. De ouderwetse vouwbalgen worden vervangen door rubber buisbalgen. De ramen worden voorzien van kleine tochtraampjes aan de bovenzijde van de ruit. De gloeilampen werden vervangen door TL verlichting en het rijtuig kreeg de beschikking over elektrische sluitverlichting. Door deze zwaardere verbruikers werd de dynamo vervangen door een sterkere dynamo. Op het dak worden aan de rijtuigeinden antennes geplaatst voor de treintelefoon. Op 22 december 1953 wordt het rijtuig in dienst gesteld. Het rijtuig is daarbij in een groene kleur geschilderd. In mei 1957 wordt het rijtuig Berlijns blauw geschilderd. Het rijtuig wordt in 1968 genummerd als 61 84 89-40 002-7. In 1994 wordt het rijtuig buiten dienst gesteld door de komst van de Sr10. Op 28 oktober 1994 wordt het rijtuig samen met de Sr9 en Sr10 naar het Spoorwegmuseum gebracht door de locomotief 1647. Sinds die tijd is het rijtuig te zien in het Spoorwegmuseum. Sinds 201 zijn de rijtuigen ook van binnen te bezichtigen.


Sr9

In 1955 wordt begonnen het rijtuig AB 7544 te verbouwen tot Sr9 door Allan in Rotterdam. Het rijtuig komt op 2 augustus 1955 naar Rotterdam. Het wordt ingericht als salonrijtuig voor Koningin Juliana. Een nieuw rijtuig was nodig, omdat de Sr7 buiten dienst zou worden gesteld. Het rijtuig werd door Allan voorzien van een ontvangstkamer, een zit/slaapkamer, een badkamer, twee slaapkamers voor hofdames, een keuken en een ruimte voor de begeleider van de trein. Het interieur is lichtbruin geschilderd. In de ontvangstkamer is een extra breed raam geplaatst van 2 meter. De keuken is voorzien van een eenvoudig gasstel, dat bedoeld was om koffie of thee te bereiden. In de slaapkamer van Koningin Juliana kan een bed boven haar bed worden uitgeklapt voor prinses Christina. Het rijtuig wordt eind juli 1956 afgeleverd en op 7 augustus 1956 wordt het rijtuig in dienst gesteld. Het rijtuig is in tegenstelling tot de andere twee rijtuigen van de Koninklijke trein al donkerblauw geschilderd. Het rijtuig werd in 1968 genummerd als 61 84 89-40 001-9. In 1994 wordt het rijtuig buiten dienst gesteld door de komst van de Sr10. Op 28 oktober 1994 wordt het rijtuig samen met de Sr8 en Sr10 naar het Spoorwegmuseum gebracht door de locomotief 1647. Sinds die tijd is het rijtuig te zien in het Spoorwegmuseum. Sinds 201 zijn de rijtuigen ook van binnen te bezichtigen.


Wijzigingen

  • In 1939 werden vanwege de oorlogsdreiging de lichte daken van de rijtuigen in een donkere kleur grijs geschilderd. Op deze manier vielen de rijtuigen minder snel op vanuit de lucht.
  • Vanaf 1947 worden de klasseborden hoger opgehangen. Ze verhuizen van een plaats onder de ramen naar naast de ramen. Tegelijkertijd wijzigde de achtergrondkleur en de letterkleur van deze borden. De zwarte achtergrond werd wit en de witte letters werden zwart.
  • Vanaf 1949 worden de rijtuigen aangepast om ook elektrisch verwarmd te kunnen worden door elektrische locomotieven. Deze verwarming werkt op de 1.500 Volt spanning uit de bovenleiding.
  • In 1952 worden tien rijtuigen verbouwd tot rijtuig derde klas.
  • Rijtuig AB 7531 wordt na de vernummeringen in 1952 aangewezen als Koninklijk rijtuig. Het wordt verbouwd tot Sr8
  • In 1955 worden de rijtuigen uitgevoerd met zwaardere buffers
  • In mei 1956 vind de klasseverlaging plaats. Hierbij worden de AB rijtuigen aangemerkt als A rijtuig en de C rijtuigen als B rijtuigen. Het eerste klassebord blijft wit met een zwarte 1. Het tweede klas bord wordt zwart met een witte 2.
  • Vanaf 1956 worden de rijtuigen in het Berlijns blauw geschilderd en voorzien van gele biezen.
  • In 1956 wordt rijtuig AB 7544 aangewezen om het Koninklijk rijtuig Sr7 te vervangen. Het rijtuig wordt verbouwd tot Sr9.
  • Enkele rijtuigen worden vanaf het eind van de jaren ’50 voorzien van TL verlichting van 40 Watt, in plaats van gloeilampen.
  • In 1993 wordt van beide Koninklijke rijtuigen de stoomverwarming verwijderd.


Verbouwing naar C rijtuig

In 1952 worden 10 willekeurige rijtuigen verbouwd tot rijtuig derde klas, serie C 7151. De coupés worden voorzien van acht zitplaatsen. De coupé met vijf zitplaatsen aan de balkonzijde krijgt zes zitplaatsen. Op deze manier krijgen de rijtuigen 70 zitplaatsen. De banken worden voorzien van lichtbruin leerdoek met een opklapbare armleuning. Dit is vergelijkbaar met het interieur van de Plan D rijtuigen.

Nummer C Nummer AB Ombouw in Ombouw uit
C 7151 AB 7524
C 7152 AB 7527
C 7153 AB 7528
C 7154 AB 7529
C 7155 AB 7532
C 7156 AB 7534
C 7157 AB 7537
C 7158 AB 7539
C 7159 AB 7544
C 7160 AB 7549


Verbouwing naar AB rijtuig

In 1958 worden de resterende A rijtuigen verbouwd tot rijtuig eerste/tweede klas, serie AB 6232. De coupés met zes zitplaatsen blijven gehandhaafd en de coupés met vier zitplaatsen krijgen nu ook zes zitplaatsen. De indeling werd wijzigde ook. De vier eerste klas coupés worden geplaatst aan de zijde van het toilet. De overige coupés worden aangewezen als tweede klas coupé. Op deze manier krijgt het rijtuig 54 zitplaatsen. Alleen rijtuig AB 6243 wordt bij de firma Mulder in Boskoop verbouwd en voorzien van achtpersoonscoupés. Dit is mogelijk door de armleuningen in een driepersoonsbank te vervangen door een armleuning in het midden van de bank. Hierdoor ontstaan er twee zitplaatsen aan weerszijden van de armleuning. De banken worden voorzien van

Nummer A Nummer AB Ombouw in Ombouw uit
AB 6232 A 7532
AB 6233 A 7533
AB 6234 A 7534
AB 6235 A 7535
AB 6236 A 7536
AB 6237 A 7537
AB 6238 A 7538
AB 6239 A 7539
AB 6240 A 7540
AB 6241 A 7541
AB 6242 A 7542
AB 6243 A 7543 1959
AB 6244 A 7545


Vernummeringen

De rijtuigen AB 7543 en AB 7555 worden na de Tweede Wereldoorlog ingezet in Duitsland. Zij kregen hierbij Duitse nummers. In 1956 worden de rijtuigen vernummerd en in 1970 ontvangen zij zelfs een UIC nummer. Na de verbouwing van 10 rijtuigen tot de serie C 7151 - C 7160 werden de resterende rijtuigen vernummerd om een aaneengesloten serie te krijgen. De lage nummers werden vernummerd tot hogere nummers om zo een serie AB 7531 - AB 7545 te verkrijgen. Na de klasseverhoging in 1956 veranderd de aanduiding van de AB rijtuigen naar A en de C rijtuigen worden B rijtuigen. Deze aanduiding wordt ook op de rijtuigen geschilderd. De rijtuigen blijven hun nummers behouden. In 1958 worden de rijtuigen teruggetrokken uit het internationale verkeer en genummerd in de serie A 6000 en B 6100. De rijtuigen eerste klas hebben echter niet met deze nummers gereden, omdat ze verbouwd worden tot AB rijtuigen en genummerd worden in de serie AB 6200. De beide Koninklijke rijtuigen worden na hun verbouwing genummerd als Sr8 en Sr9. In 1969 worden de rijtuigen voorzien van de computernummers 61 84 89-40 001-9 en 61 84 89-40 002-7. In 1993 worden de rijtuigen voor de laatste keer vernummerd als gevolg van het verwijderen van de stoomverwarming. De rijtuigen worden hierbij genummerd als 61 84 89-30 001-1 en 61 84 89-30 002-9.

Oorspronkelijk nummer Nummer vanaf 1952 Nummer vanaf 1956 Nummer vanaf 1958 Opmerkingen
AB 7521 n.v.t. n.v.t. n.v.t. Vermist in WO II
AB 7522 AB 7531 SR8 n.v.t. Ombouw naar salonrijtuig
AB 7523 n.v.t. n.v.t. n.v.t.
AB 7524 C 7151 B 7151 B 6151
AB 7525 AB 7532 A 7532 AB 6232
AB 7526 n.v.t. n.v.t. n.v.t. Vermist in WO II
AB 7527 C 7152 B 7152 B 6152
AB 7528 C 7553 B 7153 B 6153
AB 7529 C 7154 B 7154 B 6154
AB 7530 AB 7533 A 7533 AB 6233
AB 7531 n.v.t. n.v.t. n.v.t. Oorlogsschade
AB 7532 C 7155 B 7155 B 6155
AB 7533 n.v.t. n.v.t. n.v.t. Vermist in WO II
AB 7534 C 7156 B 7156 B 6156
AB 7535 n.v.t. A 7535 AB 6235
AB 7536 n.v.t. A 7536 AB 6236
AB 7537 C 7157 B 7157 B 6157
AB 7538 n.v.t. A 7538 AB 6238
AB 7539 C 7158 B 7158 B 6158
AB 7540 n.v.t. A 7540 AB 6240
AB 7541 n.v.t. n.v.t. n.v.t. Oorlogsschade
AB 7542 n.v.t. A 7542 AB 6242
AB 7543 n.v.t. n.v.t. n.v.t. Vermist in WO II
AB 7544 C 7159 B 7159 B 6159
AB 7545 n.v.t. A 7545 AB 6244
AB 7546 AB 7544 SR9 n.v.t. Ombouw naar salonrijtuig
AB 7547 AB 7541 A 7541 AB 6241
AB 7548 AB 7539 A 7539 AB 6239
AB 7549 C 7160 B 7160 B 6160
AB 7550 AB 7537 A 7537 AB 6237
AB 7551 AB 7534 A 7534 AB 6234
AB 7552 n.v.t. n.v.t. n.v.t. Oorlogsschade
AB 7553 AB 7543 A 7543 AB 6243
AB 7554 n.v.t. n.v.t. n.v.t. Vermist in WO II
AB 7555 n.v.t. n.v.t. n.v.t. Vermist in WO II


Schadegevallen

  • Op 1 april 1960 wordt bij Harmelen trein aangereden. De trein is onderweg als trein van naar . Deze trein bestaat uit de AB 6232. Nabij Harmelen wordt de trein aangereden door een zandtrein en het rijtuig AB 6232 raakt hierbij ernstig beschadigd. Het rijtuig komt niet voor herstel in aanmerking en wordt dezelfde maand afgevoerd en gesloopt.


Gevolgen van de Tweede Wereldoorlog

De Tweede Wereldoorlog slaat een gat in het park rijtuigen. Vele rijtuigen worden afgevoerd na september 1944. Ook worden rijtuigen beschadigd door bombardementen. In totaal keren 7 rijtuigen niet meer terug in het park van rijtuigen. Door oorlogsschade wordt een rijtuig afgevoerd in 1940. Het is de AB 7531. De rijtuigen AB 7523 en AB 7541 worden niet meer hersteld van hun zware oorlogsschade. In november 1951 worden zes rijtuigen administratief afgevoerd vanwege vermissing. Rijtuig AB 7552 wordt in eerste instantie ook afgevoerd als vermist, maar keert in 195 terug. Als gevolg van de zware beschadiging wordt het rijtuig niet meer hersteld en uiteindelijk gesloopt.


Bombardementen

  • AB 7531 raakt in mei 1940 zwaar beschadigd in de omgeving van Zwolle.


Afvoer naar het oosten

Als represaille voor de spoorwegstaking van 17 september 1944 worden in totaal rijtuigen naar Duitsland afgevoerd. De rijtuigen worden door de Duitsers ingezet in hun eigen treinen, om zo hun verloren gegane materieel te kunnen vervangen. Na de capitulatie in mei 1945 wordt geprobeerd om zo veel mogelijk rijtuigen weer terug naar Nederland te keren. Van deze rijtuigen keren er 6 niet meer terug naar Nederland. Deze rijtuigen worden in 1951 administratief afgevoerd. Zij zijn echter niet allemaal gesloopt.

De vermiste rijtuigen zijn de AB 7521, AB 7526, AB 7533, AB 7543, AB 7554 en AB 7555. Twee van deze vermiste rijtuigen hebben bij de Deutsche Reichsbahn dienst gedaan. Dit zijn de voormalige AB 7543 en AB 7555. Deze rijtuigen zijn in januari 1970 en juni 1978 afgevoerd. Rijtuig AB 7552 wordt in 1951 ook administratief afgevoerd als vermist, maar keert in 195 terug. Als gevolg van de zware schade wordt het rijtuig als nog gesloopt. Rijtuig AB 7553 staat ook op de lijst om afgevoerd te worden als vermist. Het rijtuig keert eind 1951 echter terug uit . Het rijtuig wordt vernummerd naar AB 7543. In 1959 wordt het rijtuig verbouwd tot AB 6243.

  • Het rijtuig AB 7521 wordt in 194 naar het oosten weggevoerd. Het rijtuig verblijft na de oorlog in . Het wordt in 194 opgenomen in het materieelpark van de Poolse PKP en krijgt daar het nummer BChxz 012234. In 196 krijgt het rijtuig computernummering en krijgt het nummer ABhxz 50 51 38-20 002-5. In 19 wordt het rijtuig afgevoerd.
  • Het rijtuig AB 7526 wordt in 194 naar het oosten weggevoerd. Na de oorlog wordt het rijtuig niet weer gevonden en in 1951 administratief als vermist afgevoerd.
  • Het rijtuig AB 7533 wordt in 194 naar het oosten weggevoerd. Na de oorlog wordt het rijtuig niet weer gevonden en in 1951 administratief als vermist afgevoerd.
  • Het rijtuig AB 7543 wordt in 194 naar het oosten weggevoerd. Het rijtuig verblijft na de oorlog in . Het wordt in 194 opgenomen in het materieelpark van de Deutsche Reichsbahn en wordt als B4üp 204-405 in het materieelpark opgenomen. In 19 vindt een vernummering plaats en krijgt het rijtuig het nummer BPw4üp 204-405. In 196 krijgt het rijtuig computernummering en krijgt het nummer BD 50 50 28-25 068-4. In januari 1970 wordt het rijtuig afgevoerd en in 197 gesloopt.
  • Het rijtuig AB 7552 wordt in 194 naar het oosten weggevoerd. Het rijtuig wordt in eerste instantie niet terug gevonden en wordt in 1951 administratief als vermist afgevoerd. Het rijtuig verblijft na de oorlog in . Het wordt in 195 teruggevonden en in 195 keert het rijtuig in terug in Nederland. Als gevolg van de zware schade wordt het rijtuig alsnog gesloopt.
  • Het rijtuig AB 7553 wordt in 194 naar het oosten weggevoerd. Het rijtuig verblijft na de oorlog in . Het wordt eind 1951 teruggevonden en in 1952 keert het rijtuig terug in Nederland. Het rijtuig wordt hersteld en wordt als AB 7543 in dienst gesteld.
  • Het rijtuig AB 7554 wordt in 194 naar het oosten weggevoerd. Na de oorlog wordt het rijtuig niet weer gevonden en in 1951 administratief als vermist afgevoerd.
  • Het rijtuig AB 7555 wordt in 194 naar het oosten weggevoerd. Het rijtuig verblijft na de oorlog in . Het wordt in 194 opgenomen in het materieelpark van de Deutsche Reichsbahn en wordt als B4üp 204-301 in het materieelpark opgenomen. In 19 vindt een vernummering plaats en krijgt het rijtuig het nummer BPw4üp 204-301. In 196 krijgt het rijtuig computernummering en krijgt het nummer BD 51 50 82-25 303-7. In juni 1978 wordt het rijtuig afgevoerd en in 197 gesloopt.


Afvoer

Als eerste rijtuig werd in mei 1940 rijtuig AB 7531 afgevoerd. Het rijtuig was in de omgeving van Zwolle betrokken bij . Als gevolg van oorlogsschade worden twee rijtuigen afgevoerd.


In april 1960 wordt het rijtuig AB 6232 afgevoerd als gevolg van de opgelopen schade bij Harmelen op 1 april 1960.

De seriematige afvoer van de rijtuigen vindt plaats tussen 1964 en 1968. Als eerste gaan de rijtuigen AB aan de kant tussen 1964 en 1966. De rijtuigen tweede klas gaan tussen 1966 en 1968 aan de kant. Rijtuig AB 6243 gaat in september 1968 als laatste rijtuig buiten dienst. De rijtuigen AB 6243, B 615, B 6157, B 6159 en B 6160 worden na hun afvoer gestald op de Rietlanden. Op 18 augustus 1969 wordt het rijtuig B 6157 van Blerick naar de Watergraafsmeer overgebracht. Op 26 september 1969 is rijtuig B 6153 van naar de Watergraafsmeer overgebracht. Op 9 december 1969 is het rijtuig naar overgebracht.

Rijtuig B 6152 wordt na zijn afvoer naar Hilversum overgebracht. Het rijtuig wordt ontdaan van zijn draaistellen en tegen Blokkendoos gezet. De rijtuigen doen dienst als kampeerrijtuig op de Monnikenberg bij de zusters Augustinessen. In 1987 wordt het rijtuig gesloopt.


Sloop

Het eerste rijtuig dat gesloopt werd, was de AB 7531 in 1940. Na de oorlog worden de zwaar beschadigde rijtuigen AB 7523 en AB 7541 niet meer hersteld en ook gesloopt. In april 1960 wordt rijtuig AB 6232 gesloopt nadat het beschadigd was geraakt bij het ongeval bij Harmelen eerder die maand.


Op maart 1967 worden de rijtuigen AB 6233, AB 6238 en AB 6244 vanaf de naar Uithoorn gebracht. Zij staan hier samen met coupérijtuig B12c 6453 te wachten tot in Mijdrecht plaats is bij sloper Koek.

Rijtuig B 615 wordt op mei 1969 overgebracht naar Mijdrecht. Op 15 mei 1969 wordt het rijtuig gesloopt. Rijtuig B 6157 wordt in september 1969 van de Watergraafsmeer overgebracht naar Uithoorn.


Museumrijtuigen

Van de in totaal 34 gebouwde rijtuigen, zijn er vier bewaard gebleven bij musea of als statisch object. In 1971 werd rijtuig B 6160 echter getroffen door brand en gesloopt.

  • Hoogovens Excursie trein

Voor ritten met publiek over het eigen terrein, namen de Hoogovens in het najaar van 1970 rijtuig B 6160 over van de NS. Dit rijtuig werd bij de Hoogovens genummerd als 76100.

AB 7549

Het rijtuig B 6160 wordt in september 1968 afgevoerd en op de Rietlanden geplaatst. Het rijtuig wordt niet direct gesloopt. In het najaar van 1970 wordt het rijtuig gekocht door de Hoogovens. Het rijtuig wordt op het eigen terrein gebruikt als projectie- en vergaderrijtuig. Het rijtuig wordt in 1971 getroffen door brand en aansluitend gesloopt.


  • Spoorwegmuseum

Het Spoorwegmuseum in Utrecht heeft de beschikking over de voormalige AB 7522 en AB 7546. Zij zijn bewaard gebleven in hun gedaante als Koninklijk rijtuig.

AB 7522

Op 28 oktober 1994 wordt het rijtuig samen met de Sr9 en Sr10 naar het Spoorwegmuseum gebracht door de locomotief 1647. Sinds die tijd is het rijtuig te zien in het Spoorwegmuseum. Tijdens de verbouwing van het museum in 2004 en 2005 wordt het rijtuig in de voormalige hoofdwerkplaats Amersfoort gestald. Op 24 maart 2005 keert het rijtuig terug in Utrecht. Sinds 201 zijn de rijtuigen ook van binnen te bezichtigen.


AB 7546

Op 28 oktober 1994 wordt het rijtuig samen met de Sr8 en Sr10 naar het Spoorwegmuseum gebracht door de locomotief 1647. Sinds die tijd is het rijtuig te zien in het Spoorwegmuseum. Tijdens de verbouwing van het museum in 2004 en 2005 wordt het rijtuig in de voormalige hoofdwerkplaats Amersfoort gestald. Op 24 maart 2005 keert het rijtuig terug in Utrecht. Sinds 201 zijn de rijtuigen ook van binnen te bezichtigen.


  • Camping de Schaopvolte

Camping de Schaopvolte in Eext heeft een rijtuig in gebruik als barrijtuig.

AB 7544

Na de afvoer van het rijtuig in september 1968 heeft het rijtuig een tijd lang op de Rietlanden gestaan, in afwachting van transport naar Mijdrecht om gesloopt te worden. In 1970 wordt het rijtuig echter verkocht aan camping de Schaopvolte in Eext. Deze camping is gelegen nabij de voormalige losweg van Eext. Het rijtuig vormt samen met het Blokkendoos rijtuig Cec 8512 bar/kantine “De Halte”. De rijtuigen zijn ingebouwd in een gebouw.


Afleverdata

Nummer Aflevering In dienst In revisie Uit revisie Ter zijde Sloop(rit)
AB 7521 1932 23 maart 1932 november 1951 Vermist in WO II
AB 7522 1932 1994 n.v.t. (NSM)
AB 7523 1932 mei 1945 1945
AB 7524 1932 januari 1966
AB 7525 1932 april 1960 april 1960
AB 7526 1932 november 1951 Vermist in WO II
AB 7527 1932 november 1968 1987
AB 7528 1932 november 1968
AB 7529 1932 november 1967
AB 7530 1932 december 1966 maart 1967
AB 7531 1932 mei 1940 1940
AB 7532 1932 december 1967
AB 7533 1932 november 1951 Vermist in WO II
AB 7534 1932 december 1967
AB 7535 1932 september 1965
AB 7536 1932 april 1965
AB 7537 1932 september 1968 oktober 1969
AB 7538 1932 december 1966 maart 1967
AB 7539 1932 november 1968 juni 1969
AB 7540 1932 december 1966
AB 7541 1932 mei 1945 1945
AB 7542 1932 maart 1964
AB 7543 1932 november 1951 Vermist in WO II
AB 7544 1932 september 1968 n.v.t. (camping Schaopvolte)
AB 7545 mei 1932 28 mei 1932 december 1966 maart 1967
AB 7546 februari 1933 21 februari 1933 10 oktober 1953 1994 n.v.t. (NSM)
AB 7547 1933 januari 1966
AB 7548 1933 maart 1964
AB 7549 1933 september 1968 1971
AB 7550 1933 februari 1966
AB 7551 1933 juni 1965
AB 7552 1933 november 1951
AB 7553 1933 september 1968
AB 7554 1933 november 1951 Vermist in WO II
AB 7555 maart 1933 18 maart 1933 november 1951 Vermist in WO II