SS (Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen)

Uit Somda RailWiki
Naar navigatie springenNaar zoeken springen

De Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen (SS) was een spoorwegmaatschappij die heeft bestaan van 1863 tot 1938.

Geschiedenis

Toen in augustus 1860 besloten werd tot de aanleg van 10 spoorlijnen op kosten van de Nederlandse staat, was er nog niets geregeld in deze wet qua exploitatie. De eerste trajecten zijn in 1863 gereed en voor die tijd is er nog geen spoorwegmaatschappij opgericht om de exploitatie op zich te nemen. Hierover moest nog een beslissing worden genomen in het kabinet. Inmiddels waren de Liberalen aan de macht gekomen en was staatsexploitatie uit den boze. Op 26 september 1863 werd in Den Haag de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen opgericht. De spoorwegmaatschappij werd veelal als Staatsspoorwegen of SS geschreven. In 1868 verhuist de maatschappij van Den Haag naar Utrecht.


In 1890 wordt de NRS (Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij) gekocht door de Nederlandse overheid gekocht. De door de NRS geëxploiteerde spoorlijnen werden overgedaan aan de SS, net zoals het personeel van de spoorwegmaatschappij. Het materieel wordt verdeeld over de HSM en SS.


Vanwege oorlogsdreiging wordt op 30 juli 1914 bij Koninklijk Besluit in het belang van de verdediging van het land de minister van Oorlog gemachtigd om spoorwegmaterieel te vorderen voor de mobilisatie van militairen per 1 augustus 1914. De spoorwegmaatschappij wordt hierbij onder militair gezag geplaatst. 31 juli 1914 is de laatste dag dat de spoorwegmaatschappij een onafhankelijke dienstregeling uitvoert. Een aantal treinen worden in de eerste twee dagen opgeheven en een aantal treinen blijven leeg rijden. Op 3 augustus 1914 wordt de gehele treindienst gestaakt. Op 4 augustus 1914 wordt een beperkte dienstregeling van kracht. Op 1 november 1914 wordt een beperkte, gezamenlijke dienstregeling na de mobilisatie ingevoerd met de drie andere spoorwegmaatschappijen in Nederland. De onafhankelijkheid van de maatschappij is hierbij wel beperkt door de centrale rol van de overheid. Als gevolg van schaarste aan kolen vanaf september 1916 wordt het treinverkeer beperkt. Hiermee komt een fusie met de andere spoorwegmaatschappijen in beeld. Op 25 november 1916 ontstaat de Belangengemeenschap Nederlandsche Spoorwegen, bestaande uit de HSM en SS. De NBDS voegt zicht op 1916 bij dit samenwerkingsverband. Als laatste voegt de NCS zich bij de Belangengemeenschap op 30 december 1916. De zomerdienst van 1917 is de eerste dienstregeling van de gemeenschap. De dienstregeling gaat in op 1 juli 1917. Uitgangspunt hierbij is dat op gemeenschappelijke stations betere aansluitingen ontstaan. Daarnaast moet er meer gebruik worden gemaakt van spoorlijnen van andere maatschappijen om tot een effectievere en snellere verbinding te komen.


Spoorlijnen

De eerste spoorlijnen die door de maatschappij zijn aangelegd, zijn de 10 spoorlijnen die genoemd zijn in de Spoorwegwet 1860:

Met de spoorwegwetten uit 1873 en 1875 werden nogmaals spoorlijnen aangelegd op kosten van de staat, maar deze werden niet exclusief door de SS geëxploiteerd. Ook andere spoorwegmaatschappijen, zoals de HSM, kregen delen van deze nieuwe spoorlijnen toebedeeld voor exploitatie.

In oktober 1863 begon de exploitatie op de trajecten Harlingen - Leeuwarden en Breda - Tilburg.


In 1933 wordt het deel traject tussen Sittard en de haven in Born over genomen van de LTM (Limburgse Tramweg Maatschappij) ten behoeve van het kolenvervoer.


Locomotieven

Door de spoorwegmaatschappij zijn in totaal series stoomlocomotieven besteld bij diverse fabrikanten. Hiervan zijn er in dienst gekomen bij de latere NS. In augustus 1863 worden de eerste 4 locomotieven met een asindeling 1B besteld bij de Britse bouwer Beyer, Peacock and Company met een optie op nog 4 locomotieven met een asindeling 1B. Gezien de korte tijd van bestelling en inzet wordt door de fabrikant vier locomotieven met de asindeling 1A1 uit een Zweedse order aan Nederland geleverd. De locomotieven 1 en 2 doen dienst in het zuiden, terwijl de 3 en 4 in het noorden van Nederland in dienst komen. In oktober 1863 zijn alle vier de locomotieven in dienst gesteld. De locomotieven 5 - 8 zijn in november 1863 geleverd, waarbij de 8 in het noorden actief was en de drie andere locomotieven in het zuiden. In 1864 wordt begonnen met de levering van een serie 1B locomotieven, welke uiteindelijk uit 74 locomotieven zal bestaan. De laatste van deze locomotieven wordt in 1872 in dienst gesteld. Daarnaast worden zes locomotieven met de asindeling 1A1 besteld, de 79 - 84. In 1872 worden de 1A1 locomotieven vernummerd tot een sluitende serie, de 131 - 140. In 1877 worden de 1A1 locomotieven nogmaals vernummerd, ditmaal in de serie 251 - 260. In 1882 zijn de 252, 253, 255 - 258 verbouwd tot B1 locomotieven.


Tussen 1911 en 1913 worden de 3 (251, 253 en 254) nog resterende 1A1 locomotieven afgevoerd. De oorspronkelijke 1 werd in 1913 afgevoerd, maar is waarschijnlijk na maart 1916 gesloopt. De SS had historisch besef van deze locomotief en had mogelijk plannen om deze te bewaren. Slechts de 252 redt het tot aan de samenvoeging tot materieelpark van de NS als 1A1 locomotief. De locomotief krijgt nog het NS-nummer 501 toebedeeld. Op 17 december 1921 is de locomotief afgevoerd. Op 5 november 1923 is de 501 afgeleverd aan het sloopbedrijf, waarmee de laatste 1A1 locomotief in Nederland werd gesloopt. Op 12 juli 1923 zijn de B1 locomotieven afgevoerd, de 601 - 606.


Serie Fabrikant In dienst Type Uit dienst Nummer bij NS
1 - 4 Beyer, Peacock and Company 1863 1A1 1913 - 1923 605 - 606
5 - 8 Beyer, Peacock and Company 1863 - 1864 1B 1884 n.v.t.
9 - 16/21 - 78 Beyer, Peacock and Company 1865 - 1866 1B 1930 - 1933 701 - 766
17 - 20 Beyer, Peacock and Company 1865 C 2901 - 2904
79 - 84 Beyer, Peacock and Company 1863 - 1866 1A1 1911 - 1923 501, 601 - 604


Rijtuigen

Door de spoorwegmaatschappij zijn er twee typen rijtuigen in dienst gesteld. Dit zijn rijtuigen voor de hoofdspoorwegen. Daarnaast zijn er lokaalspoorrijtuigen besteld voor de lokaalspoorwegen.


Hoofdspoorrijtuigen

Serie Fabrikant In dienst Compartimenten Zitplaatsen Uit dienst Nummer bij NS Nummer bij NS Opmerkingen
ABdb 101 - 116 Van der Zypen & Charlier 1914 - 1920 7 50 1945 - 1953 ABd 7501-7516 Cd 7051-7066 D-trein rijtuigen. ABdb 116 is sinds 2001 bewaard bij de SGB


Lokaalspoorrijtuigen

Serie Fabrikant In dienst Compartimenten Zitplaatsen Uit dienst Nummer bij NS Opmerkingen
C1301 - C1368 Herbrand, Van der Zypen & Charlier, Werkspoor, werkplaats Zwolle 1905 - 1914 7 56 Cl7 1001 - Cl7 1068 C1340 heeft tot 2014 dienst gedaan als noodwoning, sinds 2022 bij de MBS


Opheffing

Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 is er veel vraag naar vervoer per trein, zowel militair als door vluchtelingen. Ondanks dat Nederland neutraal bleef in deze periode, werden veel militairen van het Nederlandse leger en marine vervoerd. Daarnaast kwamen ook vele Belgische en Britse militairen door Nederland met de trein. Om het geweld in België te ontvluchten, kwamen meer dan een miljoen mensen uit België naar Nederland. Vanwege deze toestroom kwamen zelfs treinen, bestaand uit Belgisch materieel, naar Nederland. De oorlog zorgde er ook voor dat de levering van kolen voor stoomlocomotieven verminderde. De gebruikte kolen kwamen voornamelijk uit de landen die in oorlog waren. De mijnen in Limburg waren nog in ontwikkeling en konden niet voldoen aan de vraag naar kolen. Hoewel de productie van kolen wel steeg, steeg de vraag naar kolen onverminderd door, wat de prijs van steenkool verhoogde. Ook de prijzen van andere onderdelen steeg, evenals het levensonderhoud. Hierdoor was het noodzakelijk om de lonen te laten stijgen. Hiermee kwamen de financiële resultaten van de spoorwegmaatschappij onder druk te staan. Hierdoor werden diensten en voorzieningen voor het rijdend personeel geschrapt. De oplossing werd gevonden in een samenwerking tussen de HIJSM en SS. Op 25 november 1916 besluiten de beide spoorwegmaatschappijen tot oprichting van de belangenmaatschap Nederlandsche Spoorwegen per 1 januari 1917, waarbij de twee maatschappijen nog een grote mate van zelfstandigheid hadden. Ondersteunende activiteiten werden samengevoegd, het personeel deed bij beide maatschappijen dienst en het rollend materieel werd beter verdeeld op plekken waar het als beste ingezet kon worden. De maatschappij NBDS en NCS worden door de SS overgenomen. Op 1 juni 1919 nam de SS de exploitatie over van de beide maatschappijen. In 1921 wordt een nieuw nummerschema opgesteld voor het materieel van de beide spoorwegmaatschappijen. Als gevolg van verliezen door de economisch crisis die de wereld trof in 1929, kwam de vraag naar voren of het niet beter was dat de gehele exploitatie van het spoorwegnet in handen van de staat zou komen. In 1936 werd daartoe een wet voorbereid, welke in 1937 werd goedgekeurd. Hierbij werden de maatschappijen HSM en SS geliquideerd en vervangen door één maatschappij, de naamloze vennootschap Nederlandsche Spoorwegen (NS). Alle aandelen, 10.000 stuks, waren in handen van de staat. De nog overgebleven particuliere aandeelhouders van de twee oude maatschappijen werden uitgekocht. Op 1 januari 1938 begint de nieuwe spoorwegmaatschappij met haar exploitatie. De Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen wordt op het zelfde moment opgeheven.


Bronnen, Referenties en/of Voetnoten

  • De Eerste Wereldoorlog en de fusie van de vier spoorwegmaatschappijen - M. van Oostrom - Maandblad: Railmagazine, 43e Jaargang - januari/februari 2021 nummer 381 Blz: 62-68 Uitgave: Uquilair ISSN: 0926-3489
  • De laatste 1A1-stoomlocomotieven SS 1-4 en 79-84 - P. Henken - Maandblad: Op de Rails, 90e Jaargang - mei 2022 Blz: 235-240 Uitgave: NVBS ISSN: 0030-3321

De laatste 1A1-stoomlocomotieven