RS (Rijn-Spoorweg): verschil tussen versies

Uit Somda RailWiki
Naar navigatie springenNaar zoeken springen
(wijziging en aanv.)
(8 tussenliggende versies door 2 gebruikers niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
<div id="BackToTop"  class="noprint" style="background-color:#DDEFDD; position:fixed;
+
De Rijn-Spoorweg (RS) was een spoorwegmaatschappij die heeft bestaan van 1838 tot 1845.
bottom:32px; left:2%; z-index:9999; padding:0; margin:0;"><span style="color:blue;
 
font-size:8pt; font-face:verdana,sans-serif;  border:0.2em outset #ceebf7;
 
padding:0.1em; font-weight:bolder; -moz-border-radius:8px; ">
 
[[#top| Naar boven &#129145; ]]</span></div>
 
<div  style="width:800px; font-size:90%;">
 
  
De eerste plannen voor een spoorlijn van Amsterdam naar Duitsland langs de Rijn werden al in 1834 gemaakt. De aanleg van de spoorlijn komt echter niet van de grond als gevolg van financieringsproblemen. De spoorlijn wordt op initiatief en gefinancierd als soevereine daad van Koning Willem I die zich persoonlijke garant stelt. De aanleg geschiet names de Staat door de '''Rijn-Spoorweg (RS)''' was dus overheidsbedrijf, dat ingesteld werd bij Koninklijk Besluit van 30 april 1838 nr. 13 en gepubliceerd in de Staats Courant van 1 mei 1838. De spoorlijn die de Rijn-Spoorweg (RS) aangelegde werd liep van Amsterdam via Utrecht naar Arnhem en werd uitgevoerd in breedspoor met een spoorwijdte van 1.945 mm zoals de Staat dit voorschreef.
+
='''Geschiedenis'''=
  
De eerste exploitatie met reizigers begon op 28 december 1843 tussen Amsterdam en Utrecht nadat eerder op 6 december de officiële opening had plaats gevonden. Vanaf 17 juli 1844 werd de lijn tot Driebergen door getrokken en op 15 maart 1844 tot Veenendaal (de Klomp). Vanaf 16 mei 1845 was de gehele lijn tot Arnhem in dienst. Dags te voeren was de gehele lijn officieel geopend.  
+
Op 6 september 1831 werd een plan ingediend bij Koning Willem I door de Engelse luitenant-kolonel William Bake voor een spoorlijn tussen Amsterdam en Keulen. Hij diende dit plan in, nadat hij de trein op de spoorlijn tussen Liverpool en Manchester had gezien. De enkelsporige spoorlijn zou in de omgeving van Amersfoort een aftakking gaan krijgen naar Rotterdam. In 1832 en 1834 worden gewijzigde plannen ingediend, die ook niet van de grond komen door onder andere gebrek aan kapitaal en tegenwerkingen. De koning zag wel het belang van de spoorlijn tussen Amsterdam en Arnhem via Utrecht. In Utrecht komt er een tak naar Rotterdam. De spoorlijn wordt op initiatief en gefinancierd als soevereine daad van Koning Willem I die zich persoonlijke garant stelt. De garantiestelling bestaat uit de rentebetaling van 4,5% per jaar met een gemiddelde koers van 105%, wanneer de maatschappij dit niet kan betalen. De aanleg staat onder toezicht van het Departement van Binnenlandse Zaken. Bij Koninklijk Besluit nr. 13 van 30 april 1838 wordt de aanleg van de spoorlijn bekrachtigd. Dit Besluit wordt op 1 mei 1838 gepubliceerd in de Staatscourant. Voor de aanleg wordt de maatschappij Rijn-Spoorweg opgericht. De algemene directie bestaat uit onder andere een ingenieur directeur. Van 1838 tot 1842 is dit B.H. Goudriaan. In 1842 wordt hij opgevolgd door L.J.A. van der Kun. Hij blijft in functie tot 31 augustus 1845.  
  
Met zijn abdicatie van koning Willem I in 1840 eindigt zijn persoonlijke garantstelling, omdat nieuwe Koning niet bereid is deze financieringsvorm van zijn vader voort te zetten. Daarop werd besloten om de Rijn-Spoorweg (RS) met vreemd, voornamelijk Engels, kapitaal te gaan financieren. Daartoe werd op 3 juli 1845 een naamloze vennootschap [[NRS (Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij)|Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij (NRS)]] opgericht welke als rechtsopvolger van Rijn-Spoorweg (RS) vanaf 1 september voortzet.
+
Met zijn abdicatie van koning Willem I in 1840 eindigt zijn persoonlijke garantstelling, omdat nieuwe Koning niet bereid is deze financieringsvorm van zijn vader voort te zetten. Na opening van de spoorlijn tot Arnhem in 1845 kwamen grote financiële problemen boven water bij de spoorwegmaatschappij. In 1838 is weliswaar de aanleg geregeld van de spoorlijn, maar er is geen concessie afgegeven tot exploitatie van de spoorlijn. In 1844 wordt een commissie opgericht die onderzoek doet naar de kosten van de aanleg van de spoorlijn en de opbrengsten uit exploitatie over de eerste 10 maanden. De commissie staat onder leiding van burgemeester P. Huidekoper van Amsterdam. In januari 1845 wordt een rapport uitgebracht met de conclusie dat het tekort op de begroting niet is te wijten van te lage schattingen, beleid of kostenbesparingen. Veel is in deze periode nog onbekend over dergelijke projecten. De aanleg en exploitatie van spoorlijnen staat immers nog in de kinderschoenen. Over de opbrengst is de commissie niet ontevreden, aangezien de spoorlijn nog niet volledig in dienst is (tot aan Driebergen) en er nog geen goederenvervoer op de spoorlijn plaats vindt. Het grootste struikelblok is dat niet duidelijk is wat voor soort onderneming de spoorwegmaatschappij is. Het is geen staatsbedrijf en ook geen particuliere onderneming. De aandeelhouders zijn slechts investeerders die verder geen controle kunnen uitoefenen. Om duidelijkheid te verschaffen over de staat van de onderneming, waren er twee mogelijkheden. De eerste is dat de onderneming wordt overgenomen door de staat. De tweede is dat het een particuliere onderneming wordt. Dit kan alleen onder strenge voorwaarden om een vorming van een monopolie te voorkomen. De voorwaarden zouden betrekking hebben op onder andere de tarieven. De commissie had de voorkeur dat de onderneming een staatsbedrijf zou worden. Uit verder onderzoek kwam naar voren dat er 7 grote tegenvallers zijn geweest, waar men in de begintijd van de spoorwegen geen ervaring had. Deze tegenslagen lagen buiten de macht van de spoorwegmaatschappij. Er bleef wel een post over, waar de maatschappij wel invloed op had. Dat was namelijk de post interesten. Er werd al jaren betaald aan de houders van uitstaande obligaties, terwijl er nog geen enkele trein reed op de spoorweg en dus geen inkomsten zijn. Om toch geld in kas te hebben om betalingen te kunnen doen, doneerde koning Willem I in totaal 1,3 miljoen gulden. Om meer inkomsten te kunnen genereren, moest het vervoer van goederen tot ontwikkeling komen. Dit hield in dat de verlenging naar het Entrepotdok in Amsterdam en naar Pruisen gerealiseerd moeten worden. In september 1844 bleek dat er onder de investeerders geen interesse was om geld te investeren in de verlenging van de spoorlijn.
  
Op 1 september 1845 werd de '''Rijn-Spoorweg (RS)''' overgenomen door '''Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij (NRS)'''.
+
De koning nam de aanbeveling om de spoorwegmaatschappij te nationaliseren niet over van de commissie. Op 28 april 1845 vaardigt de koning een Koninklijk Besluit af, waarbij de minister van Binnenlandse Zaken wordt gemachtigd om de spoorwegmaatschappij met alle baten en lasten over te dragen aan een private onderneming. Op 16 mei 1845 wordt de overeenkomst tussen de minister en de financiers gesloten. Op 20 mei 1845 worden de concessies verleend met alle rechten en plichten voor de spoorlijn tussen Amsterdam en Arnhem en voor de nog aan leggen verlengingen naar Duitsland en het Entrepotdok. Daarnaast wordt een concessie verleend voor de aan te leggen spoorlijn van Utrecht naar Rotterdam. Op 3 juli 1845 is de naamloze vennootschap [[NRS (Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij)|Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij (NRS)]] opgericht, welke als rechtsopvolger van de Rijn-Spoorweg (RS) vanaf 1 september 1845 de activiteiten voortzet. Op deze dag vindt de overdracht plaats van de spoorlijn en de rentegarantie aan de nieuwe maatschappij.
  
  
{{Navigatie Rhijnspoorweg}}
+
='''Spoorlijnen'''=
  
 +
Door de spoorwegmaatschappij is 1 spoorlijn aangelegd in Nederland en werd uitgevoerd in breedspoor met een spoorwijdte van 1.945 mm zoals de Staat dit voorschreef. In 1841 wordt begonnen met de aanleg van deze spoorlijn. In 1843 is het eerste deel van de spoorlijn geopend tussen Amsterdam en Utrecht.
  
[[Categorie: Voormalige spoorwegmaatschappijen]]
+
* [[Rhijnspoorlijn]]
 +
 
 +
 
 +
='''Locomotieven'''=
 +
 
 +
Door de spoorwegmaatschappij zijn in totaal 2 series stoomlocomotieven besteld bij diverse fabrikanten. Hiervan zijn er 2 in dienst gekomen bij de latere NRS. In 1839 worden de eerste zes locomotieven besteld bij Sharp Roberts & Co in Manchester. Zij worden in 1840/1841 geleverd en kunnen nog niet meteen ingezet worden. Dit gebeurt pas vanaf 1843 bij de opening van het traject tussen Amsterdam en Utrecht. De tweede bestelling van locomotieven wilde de maatschappij wederom in Engeland doen. Koning Willem II wilde echter dat de locomotieven in Nederland gebouwd zouden gaan worden. Er wordt een locomotief besteld bij de Fabriek van Stoom- en Andere Werktuigen, de Vuurpijl. Twee andere locomotieven, de Rhijn en IJstroom, worden besteld bij machinefabriek Ch. Verveer & Co. De vierde locomotief wordt besteld bij Dixon & Co. Deze locomotief krijgt de naam Draak. In 1843 wil de maatschappij op basis van ervaringen zes locomotieven bestellen in Engeland. Vanuit het ministerie ontvangt de maatschappij als antwoord      'De koning verlangd alles bij Van Vlissingen te doen bestellen, om eigen nijverheid aan te moedigen (…)'. In 1844 en 1845 zijn de locomotieven geleverd, waarbij de kwaliteit matig afstak bij de Engelse locomotieven.
 +
 
 +
{| class="wikitable" style="width:800px; font-size:90%;"
 +
|-
 +
! Serie || Fabrikant || In dienst || Type || Uit dienst || Nummer bij NRS
 +
|-
 +
! 1 - 8
 +
| Sharp, Roberts and Company, Werkspoor, Dixon || 1840 - 1843 || 1A1 || 31 augustus 1845 || 1 - 8
 +
|-
 +
! 11 - 16
 +
| Werkspoor || 1844 - 1845 || 1A1 || 31 augustus 1845 || 11 - 16
 +
|-
 +
|}
 +
 
 +
 
 +
='''Rijtuigen'''=
 +
 
 +
In januari 1843 wordt opdracht gegeven aan de firma Van Eujen in Utrecht om vijf rijtuigen te bouwen. Dit zijn rijtuigen voor de 1<sup>e</sup>, 2<sup>e</sup> en 3<sup>e</sup> klas. Een gesloten bagagewagen en een open goederenwagen. De geleverde rijtuigen en wagens voldoen en in juni 1843 wordt opdracht gegeven tot de bouw van 3 rijtuigen 1<sup>e</sup> klas, 6 rijtuigen 2<sup>e</sup> klas en 12 rijtuigen 3<sup>e</sup> klas. Daarnaast zijn er 10 gesloten wagens, 2 open goederenwagens, en een paardenwagen besteld. De bestelling is geplaatst bij Van Eujen en bij Piek in Oudshoorn. Eind 1845 wordt een tweede bestelling voor rijtuigen en wagens geplaatst. Na de levering van deze bestelling is het mogelijk om 7 treinen voor reizigers samen te stellen.
 +
 
 +
 
 +
='''Opheffing'''=
 +
 
 +
Op 1 september 1845 werd de Rijn-Spoorweg overgenomen door Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij (NRS).
 +
 
 +
 
 +
{{Appendix|2=
 +
* '''Pionier in spoorwegland De Rijn-Spoorweg''' - {{Sc|R. Liebrand}} - ''Maandblad: Op de Rails, 89e Jaargang - 11-2021 Blz: 533-540 ''Uitgave: NVBS ISSN: 0030-3321''
 +
* '''Pionier in spoorwegland De Rijn-Spoorweg''' - {{Sc|R. Liebrand}} - ''Maandblad: Op de Rails, 89e Jaargang - 12-2021 Blz: 589-596 ''Uitgave: NVBS ISSN: 0030-3321''
 +
----
 +
{{References}}
 +
}}
 +
 
 +
[[Categorie: RS (Rijn-Spoorweg)]]

Versie van 15 sep 2022 10:15

De Rijn-Spoorweg (RS) was een spoorwegmaatschappij die heeft bestaan van 1838 tot 1845.

Geschiedenis

Op 6 september 1831 werd een plan ingediend bij Koning Willem I door de Engelse luitenant-kolonel William Bake voor een spoorlijn tussen Amsterdam en Keulen. Hij diende dit plan in, nadat hij de trein op de spoorlijn tussen Liverpool en Manchester had gezien. De enkelsporige spoorlijn zou in de omgeving van Amersfoort een aftakking gaan krijgen naar Rotterdam. In 1832 en 1834 worden gewijzigde plannen ingediend, die ook niet van de grond komen door onder andere gebrek aan kapitaal en tegenwerkingen. De koning zag wel het belang van de spoorlijn tussen Amsterdam en Arnhem via Utrecht. In Utrecht komt er een tak naar Rotterdam. De spoorlijn wordt op initiatief en gefinancierd als soevereine daad van Koning Willem I die zich persoonlijke garant stelt. De garantiestelling bestaat uit de rentebetaling van 4,5% per jaar met een gemiddelde koers van 105%, wanneer de maatschappij dit niet kan betalen. De aanleg staat onder toezicht van het Departement van Binnenlandse Zaken. Bij Koninklijk Besluit nr. 13 van 30 april 1838 wordt de aanleg van de spoorlijn bekrachtigd. Dit Besluit wordt op 1 mei 1838 gepubliceerd in de Staatscourant. Voor de aanleg wordt de maatschappij Rijn-Spoorweg opgericht. De algemene directie bestaat uit onder andere een ingenieur directeur. Van 1838 tot 1842 is dit B.H. Goudriaan. In 1842 wordt hij opgevolgd door L.J.A. van der Kun. Hij blijft in functie tot 31 augustus 1845.

Met zijn abdicatie van koning Willem I in 1840 eindigt zijn persoonlijke garantstelling, omdat nieuwe Koning niet bereid is deze financieringsvorm van zijn vader voort te zetten. Na opening van de spoorlijn tot Arnhem in 1845 kwamen grote financiële problemen boven water bij de spoorwegmaatschappij. In 1838 is weliswaar de aanleg geregeld van de spoorlijn, maar er is geen concessie afgegeven tot exploitatie van de spoorlijn. In 1844 wordt een commissie opgericht die onderzoek doet naar de kosten van de aanleg van de spoorlijn en de opbrengsten uit exploitatie over de eerste 10 maanden. De commissie staat onder leiding van burgemeester P. Huidekoper van Amsterdam. In januari 1845 wordt een rapport uitgebracht met de conclusie dat het tekort op de begroting niet is te wijten van te lage schattingen, beleid of kostenbesparingen. Veel is in deze periode nog onbekend over dergelijke projecten. De aanleg en exploitatie van spoorlijnen staat immers nog in de kinderschoenen. Over de opbrengst is de commissie niet ontevreden, aangezien de spoorlijn nog niet volledig in dienst is (tot aan Driebergen) en er nog geen goederenvervoer op de spoorlijn plaats vindt. Het grootste struikelblok is dat niet duidelijk is wat voor soort onderneming de spoorwegmaatschappij is. Het is geen staatsbedrijf en ook geen particuliere onderneming. De aandeelhouders zijn slechts investeerders die verder geen controle kunnen uitoefenen. Om duidelijkheid te verschaffen over de staat van de onderneming, waren er twee mogelijkheden. De eerste is dat de onderneming wordt overgenomen door de staat. De tweede is dat het een particuliere onderneming wordt. Dit kan alleen onder strenge voorwaarden om een vorming van een monopolie te voorkomen. De voorwaarden zouden betrekking hebben op onder andere de tarieven. De commissie had de voorkeur dat de onderneming een staatsbedrijf zou worden. Uit verder onderzoek kwam naar voren dat er 7 grote tegenvallers zijn geweest, waar men in de begintijd van de spoorwegen geen ervaring had. Deze tegenslagen lagen buiten de macht van de spoorwegmaatschappij. Er bleef wel een post over, waar de maatschappij wel invloed op had. Dat was namelijk de post interesten. Er werd al jaren betaald aan de houders van uitstaande obligaties, terwijl er nog geen enkele trein reed op de spoorweg en dus geen inkomsten zijn. Om toch geld in kas te hebben om betalingen te kunnen doen, doneerde koning Willem I in totaal 1,3 miljoen gulden. Om meer inkomsten te kunnen genereren, moest het vervoer van goederen tot ontwikkeling komen. Dit hield in dat de verlenging naar het Entrepotdok in Amsterdam en naar Pruisen gerealiseerd moeten worden. In september 1844 bleek dat er onder de investeerders geen interesse was om geld te investeren in de verlenging van de spoorlijn.

De koning nam de aanbeveling om de spoorwegmaatschappij te nationaliseren niet over van de commissie. Op 28 april 1845 vaardigt de koning een Koninklijk Besluit af, waarbij de minister van Binnenlandse Zaken wordt gemachtigd om de spoorwegmaatschappij met alle baten en lasten over te dragen aan een private onderneming. Op 16 mei 1845 wordt de overeenkomst tussen de minister en de financiers gesloten. Op 20 mei 1845 worden de concessies verleend met alle rechten en plichten voor de spoorlijn tussen Amsterdam en Arnhem en voor de nog aan leggen verlengingen naar Duitsland en het Entrepotdok. Daarnaast wordt een concessie verleend voor de aan te leggen spoorlijn van Utrecht naar Rotterdam. Op 3 juli 1845 is de naamloze vennootschap Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij (NRS) opgericht, welke als rechtsopvolger van de Rijn-Spoorweg (RS) vanaf 1 september 1845 de activiteiten voortzet. Op deze dag vindt de overdracht plaats van de spoorlijn en de rentegarantie aan de nieuwe maatschappij.


Spoorlijnen

Door de spoorwegmaatschappij is 1 spoorlijn aangelegd in Nederland en werd uitgevoerd in breedspoor met een spoorwijdte van 1.945 mm zoals de Staat dit voorschreef. In 1841 wordt begonnen met de aanleg van deze spoorlijn. In 1843 is het eerste deel van de spoorlijn geopend tussen Amsterdam en Utrecht.


Locomotieven

Door de spoorwegmaatschappij zijn in totaal 2 series stoomlocomotieven besteld bij diverse fabrikanten. Hiervan zijn er 2 in dienst gekomen bij de latere NRS. In 1839 worden de eerste zes locomotieven besteld bij Sharp Roberts & Co in Manchester. Zij worden in 1840/1841 geleverd en kunnen nog niet meteen ingezet worden. Dit gebeurt pas vanaf 1843 bij de opening van het traject tussen Amsterdam en Utrecht. De tweede bestelling van locomotieven wilde de maatschappij wederom in Engeland doen. Koning Willem II wilde echter dat de locomotieven in Nederland gebouwd zouden gaan worden. Er wordt een locomotief besteld bij de Fabriek van Stoom- en Andere Werktuigen, de Vuurpijl. Twee andere locomotieven, de Rhijn en IJstroom, worden besteld bij machinefabriek Ch. Verveer & Co. De vierde locomotief wordt besteld bij Dixon & Co. Deze locomotief krijgt de naam Draak. In 1843 wil de maatschappij op basis van ervaringen zes locomotieven bestellen in Engeland. Vanuit het ministerie ontvangt de maatschappij als antwoord 'De koning verlangd alles bij Van Vlissingen te doen bestellen, om eigen nijverheid aan te moedigen (…)'. In 1844 en 1845 zijn de locomotieven geleverd, waarbij de kwaliteit matig afstak bij de Engelse locomotieven.

Serie Fabrikant In dienst Type Uit dienst Nummer bij NRS
1 - 8 Sharp, Roberts and Company, Werkspoor, Dixon 1840 - 1843 1A1 31 augustus 1845 1 - 8
11 - 16 Werkspoor 1844 - 1845 1A1 31 augustus 1845 11 - 16


Rijtuigen

In januari 1843 wordt opdracht gegeven aan de firma Van Eujen in Utrecht om vijf rijtuigen te bouwen. Dit zijn rijtuigen voor de 1e, 2e en 3e klas. Een gesloten bagagewagen en een open goederenwagen. De geleverde rijtuigen en wagens voldoen en in juni 1843 wordt opdracht gegeven tot de bouw van 3 rijtuigen 1e klas, 6 rijtuigen 2e klas en 12 rijtuigen 3e klas. Daarnaast zijn er 10 gesloten wagens, 2 open goederenwagens, en een paardenwagen besteld. De bestelling is geplaatst bij Van Eujen en bij Piek in Oudshoorn. Eind 1845 wordt een tweede bestelling voor rijtuigen en wagens geplaatst. Na de levering van deze bestelling is het mogelijk om 7 treinen voor reizigers samen te stellen.


Opheffing

Op 1 september 1845 werd de Rijn-Spoorweg overgenomen door Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij (NRS).