Nummersysteem van Nederlandse Spoorwegen

Uit Somda RailWiki
Versie door Taigagaai (overleg | bijdragen) op 11 mei 2020 om 21:58 (Nummering treinstellen.)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springenNaar zoeken springen

Het nummersysteem van 1921

Met de komst van de dieseltreinstellen in 1934 was het gebruikte nummersysteem hier niet op voorbereid. De bestaande nummerreeksen hielden geen rekening met het begrip treinstel. Ook het nummeren in van de afzonderlijke rijtuigen bleek niet mogelijk, omdat er geen nummerseries waren voor motorrijtuigen en aanhangrijtuigen in de categorie dieselmaterieel. Zodoende moest er nagedacht worden over nieuwe nummerseries voor treinstellen. Er wordt besloten om alle motorrijtuigen en aanhangrijtuigen behorend tot een treinstel het zelfde nummer te geven. Omdat de driedelige dieseltreinstellen de eerste treinstellen van de NS waren, werd besloten om ze vanaf 1 te nummeren. Om de rijtuigen te onderscheiden naar hun functie, werden er letters toegevoegd. De letters verwijzen naar de klasse van het betreffende rijtuig en naar de eventuele aanwezigheid van een bagageafdeling. Al vrij snel bleek het treinstelnummer voor verwarring te zorgen met de klasse-aanduiding. In april 1934 is besloten om de treinstellen 1 - 10 te vernummeren naar 41 - 50. Bij de komst van de eerste elektrische treinstellen in 1935 werd het bestaande nummerschema van motorrijtuigen en aanhangrijtuigen gevolgd. In oktober 1936 wordt opdracht gegeven om de treinstellen te nummeren in de serie 201 - 208. Het rijtuig met de hoogste klasse bepaald bij bakwisselingen het rijtuignummer van de overige rijtuigbakken.

Algemeen nummersysteem Nederlandse Spoorwegen van 1921 – 1950

Hoofd- en lokaalspoorwegmaterieel
Serie Categorie
1 – 500 trammaterieel
501 – 1000 lokaal spoormaterieel met maximumsnelheid tot 60 km/h mag lopen
1001 – 2000 lokaalspoormaterieel dat in treinen met meer dan 60 km/h mag lopen
2001 – 2500 2-assig materieel zonder closet
2501 – 3000 2-assig materieel met closet
3001 – 3500 3-assig materieel zonder closet met beperkt gebruik waarin meerdere voertuigen op draaistellen lopen
3501 – 4000 3-assig materieel met closet met beperkt gebruik waarin meerdere voertuigen op draaistellen lopen
4001 – 5000 overig 3-assig materieel
5001 – 6000 4-assige coupé-rijtuigen, postrijtuigen en bagagewagens zonder closets
6001 – 7000 4-assige coupé-rijtuigen, postrijtuige60em;n en bagagewagens met closets
7001 – 8000 4-assig materieel voor D-treinen mei overgangsbruggen en vouwbalgen
8001 – 9000 elektrisch materieel (aanhangrijtuigen)
9001 – 10000 elektrisch materieel (motorrijtuigen)


Goederen- en Dienstmaterieel
gesloten goederenwagens
Serie Categorie
1 – 26000 gesloten goederenwagens 10, 15, 175 en 20 tons
wagens voor groente 15 en 175 tons
26001 – 27000 koel- en vleeswagens
open goederenwagens
35000 – 70000 open goederenwagens 10, 15, 175, 20, 215 en 30 tons
overige goederenwagens
70001 – 78000 veewagens
78001 – 80000 (luxe) paardenwagens
80001 – 85000 zandwagens 10, 15, en 20 tons
85001 – 90000 plattewagens (rongenwagens) 10, 15, 20, 30 en 35 tons
90001 – 95000 houtwagens (schamelwagens)
dwarsliggerswagens
marmer-, rijtuig- en containerswagens
95001 – 97000 hekkenwagens enz.
97001 – 100000 ketel- en beerwagens
dienstmaterieel
155001 – 155200 gaswagens
157001 – 157100 ongevallenwagens
157801 – 157900 montage- en hulpmontagewagens
158001 – 158300 waterwagens
163001 – 163100 wielenwagens (voor rijtuigen en wagenwielassen)
163101 – 163200 wielenwagens (voor loc- en tenderwielassen)
174101 – 174200 railswagens
174501 – 175000 dwarsliggerswagens
175201 – 175300 creosootwagens
176001 – 176100 gewichtswagens
179001 – 179100 zelflossers
184001 – 184100 stoompontwagens


Tramwegmaterieel
Personen materieel:
(Rijtuigen, postbagagewagens, bagagewagens)
Serie Categorie
1 – 100 Smalspoor materieel.
101 – 200 Oud S.S.-materieel:
Den Haag – Scheveningen
201 – 300 Materieel op de lijnen:
Nunspeet – Zwolle/Kampen en
Gouda – Schoonhoven
301 – 400 Oud H.S.-materieel op de lijnen:
Den Haag – Scheveningen
Egmond – Alkmaar – Bergen
Kwadijk – Volendam
401 – 500 Nieuw-breed-materieel als in gebruik op de lijn Ede – Wageningen
Goederenmaterieel:
1 – 1000 Smalspoor materieel.
1001 – 2000 Oud S.S.-materieel:
Den Haag – Scheveningen
2001 – 3000 Materieel op de lijnen:
Nunspeet – Zwolle/Kampen en
Gouda – Schoonhoven
3001 – 4000 Oud H.S.-materieel op de lijnen:
Den Haag – Scheveningen
Egmond – Alkmaar – Bergen
Kwadijk – Volendam
4001 – 5000 Nieuw-breed-materieel als in gebruik op de lijn Ede – Wageningen

In 1936 komt er een nieuw nummersysteem voor de treinstellen, waarbij een indeling van honderdtallen werd gehanteerd. Materieel dat qua inrichting en techniek van elkaar afweek, begon met een nieuw tiental. Met de aflevering van de treinstellen van het type Materieel'40 werd het systeem verfijnd. Hierbij werd gekozen om de tweedelige treinstellen Materieel'36 tijdens hun verlenging niet te vernummeren naar de serie 600, maar in de serie 400. De verlengde driedelige treinstellen behouden hun nummers in de serie 600. Dit nummersysteem hield geen rekening met het wisselen van rijtuigbakken qua samenstelling in een treinstel. Dit omdat het wisselen van rijtuigbakken niet zo eenvoudig was als bij losse rijtuigen, zoals toegepast bij het Materieel'24. Het oliemotormaterieel (omBC/omC) werd niet in dit nummerschema opgenomen, maar behield hun eigen nummering. Pas met het nummerplan vanaf 1950 worden zij opgenomen in het nummerschema voor dieselmaterieel. Al vrij snel kwamen de beperkingen van dit systeem met 200 nummers naar lengte in plaats van indienststelling naar voren. Zo zijn de tweedelige treinstellen Materieel'46 vanaf de aflevering genummerd vanaf 241, in aansluiting op Materieel'36 in plaats van het jongere Materieel'40. Deze aangepaste nummering ligt waarschijnlijk in het feit dat het nieuwe materieel is afgeleid van Materieel'36. Omdat er van dit oude materieel nog treinstellen aanwezig zijn die in de serie 211 - 231 zijn genummerd, wordt er begonnen met het leveren van de ElD2 241. Nadat de treinstellen Materieel'36 tussen 1949 en 1950 deels zijn verlengd en allemaal zijn vernummerd, kan Werkspoor de treinstellen met de nummer ElD2 221 - 240 leveren van het Materieel'46. Zo ontstaat de nummerserie ElD2 221 - 299 bij dit materieel. De treinstellen van het Materieel'54 zijn de laatste treinstellen die nog volgens dit systeem van tweedelige en vierdelige treinstellen genummerd konden worden. Met de levering van de treinstellen Plan T (serie 500) en later van Plan V (serie 400) wordt er voor gekozen om de treinstellen te nummeren in de series die aanvankelijk bedoeld zijn voor driedelige treinstellen. De keuze hiervoor is ingegeven dat de series voor de tweedelige (serie 201 - 400) en vierdelige (601 - 800) treinstellen vol zijn. Daarnaast werden er geen bestellingen voor driedelige treinstellen meer verwacht. Bij de levering van de eerste drie series Plan V waren er nog 5 driedelige treinstellen Materieel'36 (ElD3 402, ElD3 405, ElD3 413, ElD3 416 en ElD3 418) aanwezig. Het eerste treinstel werd voorzien van een o achter het nummer. De overige vier treinstellen kregen nog een nieuw nummer. Zij werden vernummerd naar ElD3 437 - ElD3 440, in de hoop dat deze treinstellen eerder afgevoerd zouden zijn dan dat de nieuwe treinstellen ElD2 401 - ElD2 438 geleverd zouden worden. Dit was echter niet het geval, waarop in de zomer van 1968 besloten werd om achter het treinstelnummer een O te plaatsen. Hiermee werd aangegeven dat het om een oud nummer ging. Met de komst van 70 treinstellen Plan V ontstond er een nieuw probleem qua nummering. Er was geen ruimte meer in de nummerreeks om de treinstellen vanaf 491 te nummeren. Daarom werd er gekozen om de treinstellen te nummeren in de serie 800. De nog bestaande vijfdelige treinstellen van het Materieel'40 moest hiertoe vernummerd worden. Zij krijgen een 1 voor het nummer, waarmee de treinstellen worden opgenomen in de serie 1800. Met komst van nog meer treinstellen Plan V, moesten ook de bestaande stroomlijnpostrijtuigen vernummerd worden. Ook zij krijgen een 1 voor het nummer. Hiermee komen de rijtuigen terecht in de serie 1900.

Treinstellen
dieseltreinstellen
Serie Categorie
11 – 199 dieseltreinstellen
elektrische treinstellen
201 - 399 tweedelige treinstellen
401 - 599 driedelige treinstellen
601 - 799 vierdelige treinstellen
801 – 999 vijfdelige treinstellen


Algemeen nummersysteem Nederlandse Spoorwegen van 1950 – heden

In 1950 kwam een nieuwe indeling tot stand die nog deels nog steeds op het nummersysteem van 1921 gebaseerd is. De nieuwe nummering is noodzakelijk omdat na de Tweede Wereldoorlog vele samenstellingen van het materieel zijn gewisseld en daarbij gaten zijn ontstaan in de bestaande nummering van het materieel. Kenmerkend voor deze operatie is dat er zo min mogelijk vernummerd moest worden en dat de vernummeringen in een zo kort als mogelijk tijdsbestek wordt uitgevoerd. Op 5 en 15 augustus 1950 wordt de schilderopdracht omschreven, welke op 5 september nader wordt toegelicht met de chef van de Haarlemse werkplaats. Na deze toelichting wordt het schema verder uitgewerkt door de NS, omdat het wenselijk was om de vernummering centraal te organiseren. Op 11 september 1950 wordt vast gelegd dat in overleg met de Haarlemse werkplaats alle rijtuigbakken die in onderhoud zijn in de Revisieloods Amsterdam Zaanstraat, Leidschendam, Maastricht en Utrecht alsmede de rijtuigbakken die nog niet hersteld zijn, vernummerd moeten worden. Om de tijd van de vernummering zo kort als mogelijk te houden, wordt er voor gekozen om het materieel door twee schilders te vernummeren die het land rond reizen in plaats van af te wachten wanneer het materieel een werkplaats binnenkomt. Besloten wordt om op 18 september 1950 te beginnen met het vernummeren. Het materieel wordt op de grotere stations voorzien van de nieuwe nummers.

Treinstellen
dieseltreinstellen
Serie Categorie
11 – 199 dieseltreinstellen binnenland
1001 – 1199 dieseltreinstellen buitenland
elektrische treinstellen
201 - 399 elektrische tweedelige treinstellen
401 - 599 elektrische driedelige treinstellen
601 - 799 elektrische vierdelige treinstellen
801 – 899 vijfdelige treinstellen
901 – 999 stroomlijnpostrijtuigen
1201 - 1399 elektrische tweedelige treinstellen buitenland

In augustus 1951 is een voorlopige nummering van het dieselmaterieel vast gesteld, in verband met de aanschaf van nieuw materieel. Uitgangspunten hierbij was dat de nummering onder de 200 bleef, de laagste nummers waren gereserveerd voor het materieel met het minst aantal rijtuigbakken, de hoogste voor het materieel met het meeste aantal rijtuigbakken. Er moest ruimte zijn voor uitbreiding van de bestelling DE1 en DE2 materieel en er moesten zo min mogelijk nummerplaten komen te vervallen. Wanneer er meer DE-materieel besteld zou worden, zouden de treinstellen DE2 qua nummering opschuiven. In eerste instantie zouden de nummerplaten van de treinstellen DE5 gebruikt worden voor het nieuwe materieel. Het oude materieel zou nummers krijgen die het dichtst bij nummer 200 lag en daar vandaan werd omlaag geteld. Uitbreiding van dit materieel was niet meer te verwachten. Op deze manier ontstaat er ruimte om andere series uit te breiden. In februari 1953 wordt opdracht gegeven om 10 motorrijtuigen DE1 en 16 treinstellen DE2 te bestellen. Hiermee schuift de oorspronkelijke nummering met 10 op, met uitzondering van de treinstellen DE5 die opgebouwd waren uit oorspronkelijke dieselrijtuigen en verbouwde elektrische rijtuigen. Deze schoven met 5 op om zo onder de 200 te blijven. De ruimte tussen 106 en 141 kon worden gebruikt voor nieuw materieel, wat met de aanschaf van Plan U ook werd gedaan.

De onderverdeling was aanvankelijk als volgt bedacht:

Nummerserie dieseltreinstellen
Nummering
Nieuwe nummers Oude nummers
11 - 14 omBC 2901 - 2908
21 - 40 Motorrijtuigen DE1
51 - 90 Treinstellen DE2
131 - 160 DE3 11 - 40
171 - 185, 191, 192 DE5 51 - 68

In 1953 wordt het nummersysteem voor de locomotieven aangepast. De nummers 1 - 1000 zijn gereserveerd voor locomotoren en rangeerlocomotieven. De nummers 1001 - 2000 zijn gereserveerd voor elektrische locomotieven en de nummers 2001 - 3000 zijn gereserveerd voor de diesellocomotieven.

Met de aanstaande levering van het StadsGewestelijk Materieel, moest er een nieuwe nummerserie worden bedacht. Hierbij werd er gekeken naar duizendtallen in plaats van honderdtallen. Daarnaast was er geen ruimte meer om de treinstellen te nummeren tussen 201 en 1000. Zo wordt er een indeling gemaakt waarbij elektrisch materieel voor stoptreindiensten worden ondergebracht in de serie 2000. De serie 3000 wordt gereserveerd voor dieselmaterieel dat als stoptrein gaat rijden. Materieel voor sneltreinen worden opgenomen in de serie 4000. De serie 5000 wordt aanvankelijk bedacht voor sneltrams. De serie 6000 wordt pas in 199 aangewezen voor lightrail materieel. In deze periode worden ook de series 7000 en 8000 gereserveerd. De serie 7000 is gereserveerd voor dubbeldeksmaterieel dat in stoptreinen dienst zal doen. In de serie 8000 zal het dubbeldeksmaterieel worden opgenomen dat intercity's en sneltreinen zal gaan rijden. De nieuwe treinstellen SGM zullen genummerd gaan worden in de serie 2000, waarbij de serie 1000 werd overgeslagen. Ook de serie 3000 is in eerste instantie overgeslagen, maar werd later gebruikt voor het dieselmaterieel. De nieuwe treinstellen voor de intercity-diensten, het ICM, worden genummerd in de serie 4000. Voor een eventuele vervolgbestelling van de driedelige treinstellen is de serie 4100 beschikbaar. Hier wordt echter geen gebruik van gemaakt. In plaats daarvan worden vierdelige treinstellen besteld. Deze worden genummerd in de serie 4200. In 1981 wordt wel gebruik gemaakt van nummering in de serie 3000. Hier zal dieselmaterieel worden ondergebracht. De series 3100 en 3200 worden gebruikt voor het DH-materieel. Bij de verlenging van het SGM van twee naar drie rijtuigen worden zij genummerd in de serie 2800, al had de nummerserie 2300 meer voor de hand gelegen. Ook de bij aflevering al uit drie rijtuigen bestaande treinstellen worden aansluitend genummerd op de bestaande treinstellen. Zij krijgen de nummers El3 2881 - El3 2895.

Bij de aflevering van de rijtuigen DD-AR wilde men af van de vele wisselingen in rijtuigstammen, zoals die bij het DDM-1 plaats vond. Bij dit materieel vindt het onderhoud plaats op het niveau van ieder rijtuig, in plaats van een stam. Bij het DD-AR werden de rijtuigen in vaste stammen van drie (serie 7300) of vier (serie 7400) rijtuigen gehouden. Deze stammen worden voorzien van een locomotief. Bij de vervanging van de locomotief door een motorrijtuig mABk worden de vier- of vijfdelige stammen genummerd in de serie 7800 of 7900. Bij deze stammen hebben alleen de locomotieven een andere cyclus van het onderhoud, waardoor het geregeld voorkwam dat locomotieven aan een andere stam werden gekoppeld. Wisselingen in de stam vond sporadisch plaats. Sommige stammen konden echter twee rijtuigen eerste klas hebben, waardoor het lastig was om een stamnummer te bepalen. Dit werd opgelost door het stuurstandrijtuig Bvk het stamnummer te laten bepalen. Alle rijtuigen van het DD-AR zijn voorzien van eigen nummers. Deze nummers hebben 7 cijfers, waarbij de eerste drie cijfers iets zeggen over de rijtuigbak. De laatste vier cijfers zijn de volgnummers. Begin jaren '90 ontstaat er meer behoefte aan nieuw dieselmaterieel ter vervanging van het oude materieel. Er zijn plannen om motorrijtuigen en tweedelige treinstellen te bestellen. Dit materieel zal genummerd worden in de series 3300 en 3400. Uiteindelijk zullen alleen de tweedelige treinstellen besteld worden. Met de instroom van de dubbeldekkers voor de langere afstand wordt de nummering voortgezet van de treinstammen. Zij worden ondergebracht in de serie 8000. De driedelige stammen worden ondergebracht in de serie 8200 en de vierdelige stammen in de serie 8400. Ook de aparte rijtuigen van de stammen zijn voorzien van eigen nummers. Deze nummers hebben 7 cijfers, waarbij de eerste drie cijfers iets zeggen over de rijtuigbak. De laatste vier cijfers zijn de volgnummers.

Met het verlengen van het DD-IRM vanaf 2001 worden zij ondergebracht in nieuwe nummerseries. De verlengde driedelige stammen worden ondergebracht in de serie 9400, terwijl de verlengde vierdelige stammen worden genummerd in de serie 8600. De opmerkelijke sprong was aanvankelijk tijdelijk, om zo geen verwarring te laten ontstaan met de oorspronkelijke vierdelige stammen die verlengd worden tot zesdelige stammen. Na afloop van het verlengen van de stammen is de nummering in de serie 9400 definitief gebleven. Ook de nieuw afgeleverde vier- en zesdelige stammen worden aansluitend genummerd aan de al bestaande series in de nummerseries 8700 en 9500. Bij de revisie van het SGM tussen 2002 en 2006 worden zij genummerd in de serie 2900, met behoud van hun volgnummer. De vernummering is ingegeven dat de gereviseerde treinstellen niet gecombineerd mochten rijden met de nog niet gereviseerde treinstellen. Dit in verband met wijzigingen aan de tractie-installatie. De aparte nummers waren ook beter herkenbaar voor de bijsturing. Ook de tweedelige treinstellen SGM die vanaf 2006 worden gereviseerd, worden vernummerd. Zij worden genummerd in de serie 2100. Ook dit ter verbetering van de herkenbaarheid. Naast de nummering in de serie 2100, wordt ook het volgnummer met nog eens 10 verhoogd. Hiermee wordt een doublure voorkomen met de reeds afgevoerde treinstellen SM'90, die nog in enkele systemen aanwezig waren.

Met de levering van de nieuwe generaties sprinter materieel wordt teruggekeerd naar het nummersysteem dat halverwege de jaren '70 werd geïntroduceerd bij het SGM. Als eerste hiervan is het SLT geleverd. Zij worden in de serie 2000 genummerd, waarbij het aantal rijtuigbakken bepalend is voor het honderdtal. De treinstellen worden genummerd in de series 2400 en 2600. Bij de levering van het type Flirt voor zowel in de R-Net huisstijl als de NS huisstijl wordt er voor gekozen om ook deze treinstellen in de serie 2000 te nummeren. De tweedelige R-Net treinstellen krijgen nummers in de serie 2000, terwijl de driedelige en vierdelige treinstellen bij de NS genummerd worden in de series 2200 en 2500. Bij het SNG is er voor gekozen om de treinstellen onder te brengen in de series 2300 (vierdelig) en 2700 (zesdelig). Hiermee zijn bijna alle honderdtallen in de serie 2000 gevuld. De tweede bestelling van het SNG van 50 treinstellen zorgt er voor dat er een nieuwe nummerserie gezocht moest worden. Er is voor gekozen om deze treinstellen te nummeren in de serie 3000 in plaats van een nummering in de vrije serie van 2800. Ook een grootschalige vernummering van het sprinter materieel wordt hiermee voorkomen. In de serie 3000 zal in de komende jaren meer materieel in dienst komen. Zo worden de series 3100 (vijfdelig), 3200 (achtdelig binnenland) en 3300 (achtdelig Benelux) gebruikt voor de nieuwe generatie intercity materieel, terwijl in eerste instantie bij de bestelling nummers in de serie 6000 en 6100 bedacht waren.

Oorspronkelijk nummerplan in de jaren '70, uitgebreid tot in de jaren '90

Treinstellen
dieseltreinstellen
Serie Categorie
3000 dieseltreinstellen binnenland
elektrische treinstellen
2000 - 2999 elektrisch stoptreinmaterieel
4000 - 4999 elektrisch sneltreinmaterieel
5000 - 5999 elektrisch sneltrammaterieel
6000 – 6999 Lightrail
7000 – 7999 Dubbeldeksmaterieel voor stoptreinen
8000 – 8999 Dubbeldeksmaterieel voor sneltreinen en intercity


Verwijzingen

Voor de indeling van bakcodes wordt naar Bakcodes NS verwezen.
Voor de indeling van draaistellen wordt naar Draaistelcodes NS verwezen.
Voor de plan indeling wordt naar Plan indeling NS verwezen.
Voor de actuele kenmerken wordt naar EVN / NVR (voorheen het twaalfcijferige UIC kenmerk) verwezen.

Invoering UIC nummersysteem vanaf 1965

UIC nummersysteem op wagens (1965) (UIC1)

Bij de invoering van het nieuwe uniforme nummersysteem van 1965 werden de nieuwe letterkenmerken vooraf gegaan door een punt in de tabel aangegeven met •, bijvoorbeeld • Gs voor gesloten wagen ter onderscheiding van de oude letterkenmerken.

Oorspronkelijke NS
nummerserie
Oorspronkelijke NS
soortnaam
Algemeen omschrijving
wagentype
UIC kenmerknummer
5de tot en met 7de (8ste) cijfer
UIC kenmerk
soortnaam
Conversie overzicht oorspronkelijke NS nummering naar de UIC 1 nummering voor wagens (1965)
100 – 1749 GW normale gesloten wagens 133 ◦ • Gls
301 – 5475 S-CHR, Ghs 121 ◦ (indien RIV) • Gs-v
128 ◦ (indien EUROP)
5700 – 8099 S-CHO 120 ◦ (indien RIV) • Gs
125 ◦ (indien NS-MT)
127 ◦ (indien EUROP)
8102 – 12774 CHD, CHDG geen
13801 – 13830 XCH-GZ speciale gesloten wagens 200 ◦ • Hdg
13831 – 13900 X-CHG normale gesloten wagens 103 ◦ • Glm
14063 – 14901 CHO. CHOM geen
15198 – 20250 (X)-CHE geen
20251 – 20750 X-CHG 103 ◦ • Glm
20751 – 20990 S-CHH 156 ◦ Gbls
20991 – 21000 S-CHK speciale gesloten wagens 212 ◦ • Hbcs-v
24576 – 24998 CH(R)MK normale gesloten wagens 101 ◦ • Gl
102 ◦ (indien NS-MT)
26531 – 26555 S-CHIZ koelwagens 802 ◦ • Ibdlps
26601 – 26700 Ibces 801 ◦ • Ibces
  nieuw wagentype 815 ◦ • Ibbccs
26701 – 26800 Ics 803 ◦ • Ibes
26801 – 26820 S-CHV 807 ◦ • Ics
26821 – 26830 S-CHV 806 ◦ • Icms
27421 – 27830 CHIB normale gesloten wagens geen
28401 – 28407 S-CHI koelwagens 805 ◦ • Iblps
30000 – 30899 Hbs normale gesloten wagens 150 ◦ • Gbs
151 ◦ (indien NS-MT)
31002 – 31375 H(R)MK 101 ◦ • Gl
102 ◦ (indien NS-MT)
32000 – 32394 Hbs 150 ◦ • Gbs
151 ◦ (indien NS-MT)
37000 – 37029 Hbcs speciale gesloten wagens 213 ◦ • Hbcs
38000 – 38129 Hbis 211 5 • Hbis-w
  nieuw wagentype 211 6 • Hbis
40001 – 40210 GRU wagens met openlegbaar dak 560 0 • T-x
40501 – 40525 GSDW 560 1 • T
40601 – 40649 Tb 560 2 • T-u
40650 – 40699 Tb 570 2 • Ts-u
40700 – 40701 Te-t 560 3 • T-t
49000 – 49024 F-v speciale open wagens 600 ◦ • F-z
49100 – 49124 Fs-v 610 ◦ • Fs-z
50000 – 50221 Fds normale open wagens 551 ◦ • Eds-v
50250 – 51399 Eds 550 ◦ • Eds
52722 – 59360 GTM geen
59500 – 59699 Fads speciale open wagens 678 ◦ • Fads
61001 – 61620 GTM normale open wagens geen
61651 – 66840 GTU normale open wagens 500 ◦ (indien RIV) • E
505 ◦ (indien NS-MT)
508 ◦ (indien EUROP)
67001 – 69600 GTO 501 ◦ (indien RIV)
507 ◦ (indien EUROP)
84001 – 84100 S-LWR normale platte wagens 2-assig 334 ◦ • Kbs-w
84101 – 84500 S-LWO 333 ◦ • Kbs
87461 – 87462 LWP 342 ◦ • Kbms
87510 – 87600 LWGK 302 4 • Kb-v
87601 – 88000 LWR 302 3 • Kb-w
  nieuw wagentype 335 ◦ • Kbss
336 ◦ • KIs
89202 – 89250 HTSV normale open wagens 4-assig 380 ◦ • R
89301 – 89380 S-HTS 391 0 • Rs
89500 – 89544 S-HTSV 391 3 • Rs-v
90001 – 90004 KWK kuilwagens 989 ◦ • Uai
90100 – 90101 Ld 909 ◦ • Ui
90200 Sds 939 ◦ • Uais
90300 Saad 999 ◦ • Uai-w
92321 – 92356 HBU speciale platte wagens 2- en 3-assig 402 ◦ • Lalp
93821 – 93970 HHD 405 ◦ • Lbk
94801 – 94880 S-HH 411 0 • Lbs
94881 – 94900 411 1 • Lbs-z
94901 – 94950 HHD 405 ◦ • Lbk
  nieuw wagentype 412 ◦ • Lips
97000 – 97059 Lacs 413 ◦ • Laes
99000 – 99129 U, Ucs-y, silowagens 912 ◦ • Ucs, • Uces
99200 – 99539 Ucs, Uces
99540 – 99739 Ubcs 910 ◦
Opmerkingen:
zie ook tabel: Nationale indextoevoeingen bij UIC 1 nummering voor wagens (1965).
deze te slopen wagens werden niet meer van UIC1 kenmerken voorzien.
werden omgebouwd tot S-wagens.
werden omgebouwd tot 20-tons wagens.
Bij NS-wagens gestationeerd in Zeeuws-Vlanderen werdt achter NS nog extra -MT toegevoegd (NS-MT) en hadden een ander UIC kenmerknummer voor het 5de tot en met 7de
◦ positie 8ste cijfer.
Bij kenmerk Algemene eigenschapsbetekenis van de nationale indexletter
Nationale indextoevoegingen bij UIC 1 nummering voor wagens (1965)
• …-v v = In het algemeen kan gesteld worden dat deze code werd toegekend het verouderde wagentype ten opzicht van het nieuwe standaard wagentype. Deze oudere wagens hebben praktisch altijd een geringer beladingseigenschap dan de standaard wagens.
• …-y y = Depotwagen (deze index letter was al voor het UIC 1 tijdperk ingevoerd)
Bijzondere eigenschapsbetekenis van de nationale indexletter Standaardwagen (ter onderscheiding van)
• Eds-v v = 38 m3 inhoud • Eds (40 m3)
• F-z
• Fs-z
z = met kiepbakken • F (= geen kiepbakken)
• Gs-v v = 21 ton Gs (28 ton)
• Hbis-w w = met tussenwand • Hbis (= zonder tussenwand)
• Hbcs-v v = lang 11,6 m en 21 ton • Hbcs (12,7 m en 26,5 ton)
• Kb-w
• Kbs-w
w = lang 13,9 m • Kbs (12,5 m)
• Kb-v v = lang 13 m • Kbs (12.5 m)
• Lbs-z z = ingericht voor soda-containers • Lbs (voor overige autolaadkisten)
• Rs-v v = 42 ton • Rs (56 ton)
• T-x x = met bijbehorend dekzeil • T (schuifdak)
• T-u
• Ts-u
u = luikendak • T (schuifdak)
• T-t t = roldak • T (schuifdak)
• Uai-w w = 8 assen • Uai (6 assen)

UIC nummersysteem op dienstmaterieel (1965) (UIC1)

UIC nummersysteem op rijtuigen (1968) (UIC1)

UIC nummersysteem op tractievoertuigen (2000) (EVN)

Bronnen

De (ver)nummering van het stroomlijnmaterieel - P.W. van der Vlist, J.M. ten Broek - Maandblad: Op de Rails, 87e Jaargang - 2019 Blz: 429-436 Uitgave: NVBS ISSN: 0030-3321
De (ver)nummering van het stroomlijnmaterieel - P.W. van der Vlist, J.M. ten Broek - Maandblad: Op de Rails, 87e Jaargang - 2019 Blz: 489-497 Uitgave: NVBS ISSN: 0030-3321