Energiewagen voor rijtuigen Plan E: verschil tussen versies

Uit Somda RailWiki
Naar navigatie springenNaar zoeken springen
Regel 1: Regel 1:
Voor het verwarmen van Plan E rijtuigen in de dieseldienst met diesellocomotieven serie 2200 werden op de onderstellen van 7 gesloten goederenwagons bij het Franse Soulé 7 energiewagens gebouwd.  
+
Voor het verwarmen van [[E - Rijtuigen Plan E|Plan E]] rijtuigen in de dieseldienst met [[2200/2300 - Diesel locomotieven serie 2200/2300|diesellocomotieven serie 2200]] werden op de onderstellen van 7 gesloten goederenwagons bij het Franse Soulé 7 energiewagens gebouwd.  
  
  
 
= '''Geschiedenis''' =
 
= '''Geschiedenis''' =
  
Door de invoering van Spoorslag ’70 werd de inzet op dieselbaanvakken sterk verhoogd. De NS had echter niet genoeg dieseltreinstellen om alle diensten uit te kunnen voeren. Daarom werden getrokken rijtuigen Plan D, Plan E en Plan K gebruikt tussen diesellocomotieven serie 2200. Deze diesellocomotieven waren in de koude periode niet in staat om de rijtuigen te kunnen verwarmen. De rijtuigen Plan D en Plan K kunnen met stoom verwarmd worden door de eigen verwarmingswagens, maar  Plan E echter niet. Daarom gaf de NS de voorkeur aan elektrische verwarming.  Om de rijtuigen wel te kunnen verwarmen werden bij de Franse firma Alsthom 4 rijtuigen besteld om energie te kunnen leveren aan deze rijtuigen. Later werden nogmaals 3 rijtuigen besteld. De rijtuigen zijn gebouwd uit voormalige .Gs twee assige gesloten goederenwagons. Alsthom liet de verbouwing uitvoeren door Etablissement D. Soulé te Bagnères de Bigorre. De energie rijtuigen kunnen ook elektriciteit leveren aan de rijtuigen. Het gebruik van de dynamo is ontoereikend om de batterijen op te laden door het vele stoppen en alleen het gebruik van de treinen in de ochtend- en avondspits.
+
Door de invoering van Spoorslag ’70 werd de inzet op dieselbaanvakken sterk verhoogd. De NS had echter niet genoeg dieseltreinstellen om alle diensten uit te kunnen voeren. Daarom werden getrokken rijtuigen [[D - Rijtuigen Plan D|Plan D]], Plan E en [[K - Rijtuigen Plan K|Plan K]] gebruikt tussen diesellocomotieven serie 2200. Deze diesellocomotieven waren in de koude periode niet in staat om de rijtuigen te kunnen verwarmen. De rijtuigen Plan D en Plan K kunnen met stoom verwarmd worden door de eigen verwarmingswagens, maar  Plan E echter niet. Daarom gaf de NS de voorkeur aan elektrische verwarming.  Om de rijtuigen wel te kunnen verwarmen werden bij de Franse firma Alsthom 4 rijtuigen besteld om energie te kunnen leveren aan deze rijtuigen. Later werden nogmaals 3 rijtuigen besteld. De rijtuigen zijn gebouwd uit voormalige .Gs twee assige gesloten goederenwagons. Alsthom liet de verbouwing uitvoeren door Etablissement D. Soulé te Bagnères de Bigorre. De energie rijtuigen kunnen ook elektriciteit leveren aan de rijtuigen. Het gebruik van de dynamo is ontoereikend om de batterijen op te laden door het vele stoppen en alleen het gebruik van de treinen in de ochtend- en avondspits.
  
 
De geselecteerde wagons werden onttrokken uit het revisieprogramma van de Hoofdwerkplaats Amersfoort. Hier werden zij voorzien andere buffers. Vanuit Amersfoort gingen de gereviseerde wagons naar Frankrijk. De planning was dat eind juli 1970 de eerste twee rijtuigen in Nederland zouden aankomen en de laatste twee zouden medio augustus 1970 in dienst moeten komen. Dit zou dan op tijd zijn voor opleiding aan het personeel en beproeving van het materieel. In november 1970 zouden de rijtuigen dan ingezet kunnen gaan worden. Door problemen bij de leverancier liet de aflevering op zich wachten. Het eerste rijtuig, de 21 84 954 2 502-5, werd pas in december 1970 in dienst gesteld. Als laatste werd de 21 84 954 2 503-3 in dienst gesteld in maart 1971. Op 18 februari 1971 werden de laatste drie .Gs wagons vanuit Amersfoort naar Frankrijk gestuurd. Het was de bedoeling dat de omgebouwd wagons in juni 1971 terug zouden keren, maar ook deze planning kon niet worden gehaald.
 
De geselecteerde wagons werden onttrokken uit het revisieprogramma van de Hoofdwerkplaats Amersfoort. Hier werden zij voorzien andere buffers. Vanuit Amersfoort gingen de gereviseerde wagons naar Frankrijk. De planning was dat eind juli 1970 de eerste twee rijtuigen in Nederland zouden aankomen en de laatste twee zouden medio augustus 1970 in dienst moeten komen. Dit zou dan op tijd zijn voor opleiding aan het personeel en beproeving van het materieel. In november 1970 zouden de rijtuigen dan ingezet kunnen gaan worden. Door problemen bij de leverancier liet de aflevering op zich wachten. Het eerste rijtuig, de 21 84 954 2 502-5, werd pas in december 1970 in dienst gesteld. Als laatste werd de 21 84 954 2 503-3 in dienst gesteld in maart 1971. Op 18 februari 1971 werden de laatste drie .Gs wagons vanuit Amersfoort naar Frankrijk gestuurd. Het was de bedoeling dat de omgebouwd wagons in juni 1971 terug zouden keren, maar ook deze planning kon niet worden gehaald.
 +
 +
Op 27 oktober 1971 en 1 november 1971 werden de eerste twee nieuwe wagens van de tweede aflevering geleverd. Hiermee kan weer een dienst met getrokken materieel rijden tussen Arnhem en Winterswijk in plaats van twee treinstellen [[U - Treinstellen Plan U|Plan U]].
  
  
Regel 52: Regel 54:
  
 
* Omdat de geluidsisolatie onvoldoende bleek, werden de oorspronkelijke luchtfilters in 1971 vervangen. Bij de rijtuigen 21 84 954 2 501-7 en 21 84 954 2 504-1 werden voorzien van Delbag filters, de 21 84 954 2 502-5 werd voorzien van Vokes filters. Door Alsthom werd de 21 84 954 2 503-3 voorzien van Permatic filters. Deze zijn groter dan de andere filters. Bij dit rijtuig bedroeg het geluidsniveau 84 dB (A). De tweede serie rijtuigen werden meteen de Permatic filters geplaatst. Vanaf juli 1971 werden ook bij de drie andere rijtuigen de Permatic filters geplaatst.
 
* Omdat de geluidsisolatie onvoldoende bleek, werden de oorspronkelijke luchtfilters in 1971 vervangen. Bij de rijtuigen 21 84 954 2 501-7 en 21 84 954 2 504-1 werden voorzien van Delbag filters, de 21 84 954 2 502-5 werd voorzien van Vokes filters. Door Alsthom werd de 21 84 954 2 503-3 voorzien van Permatic filters. Deze zijn groter dan de andere filters. Bij dit rijtuig bedroeg het geluidsniveau 84 dB (A). De tweede serie rijtuigen werden meteen de Permatic filters geplaatst. Vanaf juli 1971 werden ook bij de drie andere rijtuigen de Permatic filters geplaatst.
* In juli 1971 vonden nog meer wijzigingen plaats bij de eerste serie. Zo werd er geluidisolatie aangebracht en werden de filters aan de weerszijden van de ramen afgesloten, er werden sluitseinhouders aangebracht en een tweetal Ackermann kranen. Deze werden op een aftakking van de remleiding aangebracht in verband met de noodremmogelijkheid zoals de elektrische locomotieven 1100 en 1300 ook hebben. Van de ladder op de kopse zijde van het rijtuig werd de bovenste trede afgenomen. De verstelinrichtingen voor de stand leeg - beladen en Pleine - Montagne werden verwijderd. De handgrepen tegen de kopzijden aan de bovenzijde werden verlengd. De lastwisselkast werd verwijderd. De regelthermostaat werd verplaatst. Op de deuren kwam de tekst ‘Verplicht oorbeschermers dragen’. En onder de buffers werden vijzelpunten aangebracht. Deze wijzigingen werden door Soulé direct doorgevoerd bij de tweede serie rijtuigen.
+
* In juli 1971 vonden nog meer wijzigingen plaats bij de eerste serie. Zo werd er geluidisolatie aangebracht en werden de filters aan de weerszijden van de ramen afgesloten, er werden sluitseinhouders aangebracht en een tweetal Ackermann kranen. Deze werden op een aftakking van de remleiding aangebracht in verband met de noodremmogelijkheid zoals de elektrische locomotieven [[1100 - Elektrische locomotieven serie 1100|1100]] en [[1300 - Elektrische locomotieven serie 1300|1300]] ook hebben. Van de ladder op de kopse zijde van het rijtuig werd de bovenste trede afgenomen. De verstelinrichtingen voor de stand leeg - beladen en Pleine - Montagne werden verwijderd. De handgrepen tegen de kopzijden aan de bovenzijde werden verlengd. De lastwisselkast werd verwijderd. De regelthermostaat werd verplaatst. Op de deuren kwam de tekst ‘Verplicht oorbeschermers dragen’. En onder de buffers werden vijzelpunten aangebracht. Deze wijzigingen werden door Soulé direct doorgevoerd bij de tweede serie rijtuigen.
 
* Vanaf september 1971 is de aansluiting voor de depotvoeding gewijzigd in verband met de wens voor drie fase plus nul te beschikken.
 
* Vanaf september 1971 is de aansluiting voor de depotvoeding gewijzigd in verband met de wens voor drie fase plus nul te beschikken.
 
* Vanaf april 1972 worden de rijtuigen voorzien van de tekst ‘Voorzichtig rangeren’ op de kop- en zijwanden.
 
* Vanaf april 1972 worden de rijtuigen voorzien van de tekst ‘Voorzichtig rangeren’ op de kop- en zijwanden.
Regel 69: Regel 71:
 
= '''Afvoer''' =
 
= '''Afvoer''' =
  
Het eerste rijtuig dat werd afgevoerd, was de 21 84 954 2 503-3. Dit rijtuig werd op 4 mei 1983 afgevoerd. Op 6 februari 1985 werd het rijtuig achter diesellocomotief 2511 van Utrecht naar Mijdrecht overgebracht. Het rijtuig werd in september 1985 gesloopt.
+
Het eerste rijtuig dat werd afgevoerd, was de 21 84 954 2 503-3. Dit rijtuig werd op 4 mei 1983 afgevoerd. Op 6 februari 1985 werd het rijtuig achter diesellocomotief [[2400/2500 - Diesel locomotieven serie 2400/2500|2511]] van Utrecht naar Mijdrecht overgebracht. Het rijtuig werd in september 1985 gesloopt.
  
 
Op 28 mei 1987 vond de laatste inzet van deze rijtuigen plaats. Een dag later begon de zomerdienstregeling 1987 en zijn de rijtuigen niet meer nodig. De rijtuigen worden in Blerick verzameld in afwachting van verkoop. Op 4 februari 1988 werden de zes rijtuigen verkocht aan de firma Janszoon maritiem in Harmelen.
 
Op 28 mei 1987 vond de laatste inzet van deze rijtuigen plaats. Een dag later begon de zomerdienstregeling 1987 en zijn de rijtuigen niet meer nodig. De rijtuigen worden in Blerick verzameld in afwachting van verkoop. Op 4 februari 1988 werden de zes rijtuigen verkocht aan de firma Janszoon maritiem in Harmelen.

Versie van 20 jun 2014 14:34

Voor het verwarmen van Plan E rijtuigen in de dieseldienst met diesellocomotieven serie 2200 werden op de onderstellen van 7 gesloten goederenwagons bij het Franse Soulé 7 energiewagens gebouwd.


Geschiedenis

Door de invoering van Spoorslag ’70 werd de inzet op dieselbaanvakken sterk verhoogd. De NS had echter niet genoeg dieseltreinstellen om alle diensten uit te kunnen voeren. Daarom werden getrokken rijtuigen Plan D, Plan E en Plan K gebruikt tussen diesellocomotieven serie 2200. Deze diesellocomotieven waren in de koude periode niet in staat om de rijtuigen te kunnen verwarmen. De rijtuigen Plan D en Plan K kunnen met stoom verwarmd worden door de eigen verwarmingswagens, maar Plan E echter niet. Daarom gaf de NS de voorkeur aan elektrische verwarming. Om de rijtuigen wel te kunnen verwarmen werden bij de Franse firma Alsthom 4 rijtuigen besteld om energie te kunnen leveren aan deze rijtuigen. Later werden nogmaals 3 rijtuigen besteld. De rijtuigen zijn gebouwd uit voormalige .Gs twee assige gesloten goederenwagons. Alsthom liet de verbouwing uitvoeren door Etablissement D. Soulé te Bagnères de Bigorre. De energie rijtuigen kunnen ook elektriciteit leveren aan de rijtuigen. Het gebruik van de dynamo is ontoereikend om de batterijen op te laden door het vele stoppen en alleen het gebruik van de treinen in de ochtend- en avondspits.

De geselecteerde wagons werden onttrokken uit het revisieprogramma van de Hoofdwerkplaats Amersfoort. Hier werden zij voorzien andere buffers. Vanuit Amersfoort gingen de gereviseerde wagons naar Frankrijk. De planning was dat eind juli 1970 de eerste twee rijtuigen in Nederland zouden aankomen en de laatste twee zouden medio augustus 1970 in dienst moeten komen. Dit zou dan op tijd zijn voor opleiding aan het personeel en beproeving van het materieel. In november 1970 zouden de rijtuigen dan ingezet kunnen gaan worden. Door problemen bij de leverancier liet de aflevering op zich wachten. Het eerste rijtuig, de 21 84 954 2 502-5, werd pas in december 1970 in dienst gesteld. Als laatste werd de 21 84 954 2 503-3 in dienst gesteld in maart 1971. Op 18 februari 1971 werden de laatste drie .Gs wagons vanuit Amersfoort naar Frankrijk gestuurd. Het was de bedoeling dat de omgebouwd wagons in juni 1971 terug zouden keren, maar ook deze planning kon niet worden gehaald.

Op 27 oktober 1971 en 1 november 1971 werden de eerste twee nieuwe wagens van de tweede aflevering geleverd. Hiermee kan weer een dienst met getrokken materieel rijden tussen Arnhem en Winterswijk in plaats van twee treinstellen Plan U.


Technische gegevens

De rijtuigen hebben een lengte van 10.58 meter en een gewicht van 30 ton. De energiewagens beschikken over 2 luchtgekoelde dieselmotoren met een vermogen van 160 kW (215 pk). Deze motoren drijven een generator aan, welke 380 Volt draaistroom genereert. Deze stroom wordt na gelijkrichting en transformatie doorgegeven aan de verwarmingskoppeldoos. Daarnaast bezaten de motoren een regelapparaat om 24 Volt voor de oplading van de eigen batterijen te kunnen leveren. De motoren leveren 1500 Volt voor de treinverwarming en 380 Volt voor de oplading van de batterijen. De motoren zijn in staat om in totaal 8 rijtuigen Plan E van energie te kunnen voorzien. De aangedreven generator van het type is een borstelloze daaistroomgenerator. Deze generatoren zijn voorzien van een transformator en een gelijkrichter met siliciumdioden. De twee motoren konden parallel worden geschakeld aan de gelijkstroomzijde. De motoren zijn elektronisch beveiligd tegen overbelasting.


Uitvoering

De rijtuigen zijn grijs geschilderd met een gele streep op de zijwanden. In deze gele streep zijn de 8 zijwandroosters en een raam geplaatst. Door de zijwandroosters wordt de benodigde koellucht aangezogen die nodig is voor de koeling van de motoren. Het grote voordeel van luchtgekoelde motoren is dat zij bij koude temperaturen geen last hebben van bevriezingsgevaar, zoals watergekoelde motoren. Om het geluid te dempen, werd het rijtuig voorzien van isolatie. Op deze manier kwam het lawaai van de motoren bij vertrek niet boven de 85 dB (A) uit. Om bij stilstand toch de batterijen te kunnen laden en de motoren op temperatuur te houden, zijn de rijtuigen voorzien van een aansluiting voor de depotvoeding.

In de rijtuigen zijn twee dieselmotoren onder gebracht, evenals twee generatoren. Iedere motor is voorzien van een transformator. Boven deze transformatoren in het midden van het rijtuig is bij de ene motor een gelijkrichter geplaatst en bij de andere motor het regeltoestel voor de 380 Volt draaistroom. Aan de zijde van de gelijkrichter is het batterijlaadapparaat opgehangen, terwijl de batterijen zelf aan de andere zijde zijn geplaatst. Bij het batterijlaadapparaat is ook het bedieningsapparaat van het rijtuig geplaatst. Bij het dak in het midden hebben de schakelkasten een plaatsje gevonden, terwijl op het dak een sirene voor de brandbeveiliging is geplaatst en de belastingweerstanden. Onder de rijtuigbak is tussen de buffers en as aan beide zijde een brandstoftank van liter geplaatst. Deze vullen een dagtank van liter, welke boven de motoren zijn geplaatst. Om bij brand de vlammen te kunnen doven, zijn tegen het dak twee CO2 blussers geplaatst. Om het rijtuig te kunnen betreden, zijn aan de uiteinden twee deuren geplaatst. Om bij de hoogspanningsruimte te komen, zijn er sleutels nodig om ze te openen.

Om op het dak te komen, zijn er op de kopse zijde ladders aangebracht.


Inzet

De rijtuigen worden alleen in de koudere maanden ingezet. Vanaf september worden zij in een stam Plan E rijtuigen gerangeerd. In mei van het daaropvolgende jaar worden de rijtuigen weer uit de stammen gerangeerd. In de tussenliggende zomermaanden staan de rijtuigen bij de lijnwerkplaats Zwolle of de hoofdwerkplaats Tilburg. De treinen worden getrokken door diesellocomotieven serie 2200. Deze zijn aan weerszijden van de rijtuigstam geplaatst. Ook reden enkele rijtuigen mee in de stammen, die door een DB Baureihe 216 van Bw Oldenburg werden getrokken. Van deze Baureihe konden enkele locomotieven de rijtuigen zelfstandig voeden en andere hadden de hulp van een energierijtuig nodig.

Vanaf december 1970 komen de rijtuigen in dienst. De eerste twee rijtuigen doen in Groningen dienst met de treinen tussen Groningen en Delfzijl en tussen Groningen en Leeuwarden. Zij voorzien in deze treinen in totaal zes rijtuigen Plan E (3 AB en 3 B rijtuigen) van energie. Wanneer een Plan E AB rijtuig niet beschikbaar was, werd er een Plan K rijtuig ingezet.


De laatste inzet van de rijtuigen is in de winterdienstregeling 1987. Deze eindigde op 28 mei 1987. Op deze datum eindigde ook de inzet van de Plan E rijtuigen in de dieseldienst.


Onderhoud

De energierijtuigen zijn in de lijnwerkplaats Zwolle in onderhoud.

Revisie

Bijzondere uitvoeringen

Wijzigingen

  • Omdat de geluidsisolatie onvoldoende bleek, werden de oorspronkelijke luchtfilters in 1971 vervangen. Bij de rijtuigen 21 84 954 2 501-7 en 21 84 954 2 504-1 werden voorzien van Delbag filters, de 21 84 954 2 502-5 werd voorzien van Vokes filters. Door Alsthom werd de 21 84 954 2 503-3 voorzien van Permatic filters. Deze zijn groter dan de andere filters. Bij dit rijtuig bedroeg het geluidsniveau 84 dB (A). De tweede serie rijtuigen werden meteen de Permatic filters geplaatst. Vanaf juli 1971 werden ook bij de drie andere rijtuigen de Permatic filters geplaatst.
  • In juli 1971 vonden nog meer wijzigingen plaats bij de eerste serie. Zo werd er geluidisolatie aangebracht en werden de filters aan de weerszijden van de ramen afgesloten, er werden sluitseinhouders aangebracht en een tweetal Ackermann kranen. Deze werden op een aftakking van de remleiding aangebracht in verband met de noodremmogelijkheid zoals de elektrische locomotieven 1100 en 1300 ook hebben. Van de ladder op de kopse zijde van het rijtuig werd de bovenste trede afgenomen. De verstelinrichtingen voor de stand leeg - beladen en Pleine - Montagne werden verwijderd. De handgrepen tegen de kopzijden aan de bovenzijde werden verlengd. De lastwisselkast werd verwijderd. De regelthermostaat werd verplaatst. Op de deuren kwam de tekst ‘Verplicht oorbeschermers dragen’. En onder de buffers werden vijzelpunten aangebracht. Deze wijzigingen werden door Soulé direct doorgevoerd bij de tweede serie rijtuigen.
  • Vanaf september 1971 is de aansluiting voor de depotvoeding gewijzigd in verband met de wens voor drie fase plus nul te beschikken.
  • Vanaf april 1972 worden de rijtuigen voorzien van de tekst ‘Voorzichtig rangeren’ op de kop- en zijwanden.


Vernummeringen

De rijtuigen zijn gedurende hun levensloop niet vernummerd.


Schadegevallen

Afvoer

Het eerste rijtuig dat werd afgevoerd, was de 21 84 954 2 503-3. Dit rijtuig werd op 4 mei 1983 afgevoerd. Op 6 februari 1985 werd het rijtuig achter diesellocomotief 2511 van Utrecht naar Mijdrecht overgebracht. Het rijtuig werd in september 1985 gesloopt.

Op 28 mei 1987 vond de laatste inzet van deze rijtuigen plaats. Een dag later begon de zomerdienstregeling 1987 en zijn de rijtuigen niet meer nodig. De rijtuigen worden in Blerick verzameld in afwachting van verkoop. Op 4 februari 1988 werden de zes rijtuigen verkocht aan de firma Janszoon maritiem in Harmelen.


Afleverdata

Ombouw uit .Gs Nummer Aflevering In dienst In revisie Uit revisie Ter zijde Sloop(rit)
21 84 120 2 059-4 21 84 954 2 501-7 29 december 1970 12 augustus 1987 februari 1989
21 84 120 1 777-2 21 84 954 2 502-5 13 december 1970 12 augustus 1987 februari 1989
01 84 127 1 197-2 21 84 954 2 503-3 17 maart 1971 4 mei 1983 6 februari 1985
01 84 127 0 176-7 21 84 954 2 504-1 19 januari 1971 12 augustus 1987 februari 1989
21 84 120 1 676-6 21 84 954 2 505-8 25 oktober 1971 26 oktober 1971 12 augustus 1987 februari 1989
21 84 120 1 815-0 21 84 954 2 506-6 1 november 1971 2 november 1971 12 augustus 1987 februari 1989
21 84 120 2 003-3 21 84 954 2 507-4 23 november 1971 12 augustus 1987 februari 1989