CRVL (Centrale RadioVerkeersLeiding)

Uit Somda RailWiki
Naar navigatie springenNaar zoeken springen

Om te besparen op kosten van het personeel zoekt de NS naar manieren om de beveiliging van baanvakken te vereenvoudigen.

Geschiedenis

De opkomst van de auto in de jaren '60 van de twintigste eeuw zorgde voor een lager gebruik van de trein. Het verminderde gebruik zorgde voor een lager rendement op de rustige spoorlijnen in het noorden en oosten van Nederland. Er werden 15 spoorlijnen aangedragen bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat voor sluiting. Het ministerie gaf een negatief antwoord op dit verzoek, omdat de effecten van de sluiting ook door zou kunnen werken op andere spoorlijnen. Een grote kostenpost voor de NS was het personeel. Om hier op te kunnen besparen is de Hogelandspoorlijn tussen Sauwerd en Roodeschool aangewezen voor een proefbedrijf met radiobeveiliging. De bestaande aansturing van de beveiliging middels Blokstelsel A en seinen kwamen hierbij te vervallen. Het aanwezig zijn van personeel van de vroege ochtend tot de late avond voor het bedienen van overwegen, seinen en wissels kon hiermee vervallen. Voor de proef CRVL wordt de zend- en ontvangstapparatuur in Usquert neer gezet, vanwaar ook de verkeersleiding plaats vindt. De treinstellen DE2 94 - DE2 106 en de locomotieven 2408 - 2411 worden voorzien van zend- en ontvangstapparatuur. Hiervoor wordt op het dak een antenne geplaatst. De machinist staat via de radiotelefoon in contact met de verkeersleider en het berichtenverkeer wordt volgens een sterk gereguleerd regime gewisseld. Door de verkeersleider/treindienstleider worden de opdrachten aan de machinisten verstrekt. Alle berichten worden bijgehouden in rit- en dagstaten en op grafieken. Al het mobilofoon verkeer wordt verder vastgelegd met behulp van bandrecorders.[1] Behalve Warffum, waar op proef mechanische veerwissels werden geïnstalleerd, bleef op de andere stations de bediening van de wissels nog lokaal. De proef begint op 29 oktober 1967. In maart 1969 wordt toestemming verkregen van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat tot verdere toepassing en uitbouw van de CRVL. De verkeersleiding wordt daarbij overgebracht van Usquert naar het hoofdstation in Groningen. [2] Successievelijk worden alle stations ten noorden van Sauwerd uitgerust met veerwissels en konden de lokale postbezettingen op de stations definitief worden opgeheven. De ombouw is in september 1969 gereed en op 19 september 1969 rijden alle treinen volgens CRVL. De stationsgebouwen konden gesloten worden en vervolgens worden gesloopt, met uitzondering van het station van Baflo. De overige stations worden voorzien van zogenoemde Leidse abri's. Het verkopen van kaartjes wordt overgeheveld naar de conducteur in de trein. In het najaar van 1970 wordt een proef genomen waarbij de machinist overwegen op afstand in werking kan stellen. De PTT en NS ontwikkelen daartoe een systeem waarmee de machinist de door middel van een radiografische signaal vanuit de cabine overwegen kan sluiten, zonder dat deze trein nog tot stilstand te hoeven brengen. Het systeem wordt vanaf het voorjaar van 1972 in gebruik genomen op de stations van Winsum, Baflo, Usquert, Uithuizen en Uithuizermeeden. Dit is vooral van belang voor goederentreinen, zodat zij kunnen doorrijden.


Werking

In Usquert is op de eerste verdieping van het station de verkeersleider/treindienstleider zijn plek met apparatuur. De apparatuur is van het Deense Stornö. Er zijn twee duplex zenders die om de dag werden gebruikt. Om de diensten te kunnen rijden zijn dagelijks 8 treinstellen en 1 locomotief nodig. De verkeersleider/treindienstleider heeft de beschikking over een tijdtafel/grafiek. Hierop staan de aankomst- en vertrektijden van alle treinen. Ook kruisingen op de stations en speciale opdrachten worden vermeld in deze grafieken. De verkeersleider/treindienstleider verstrekt aan de machinist van een trein de rij-opdracht, wanneer deze zich meldt. De machinist krijgt de opdracht om tot een bepaald station te rijden. De opdracht werd door de machinist op een geel ritblad getekend. De verkeersleider/treindienstleider geeft de opdracht aan met een rode streep op de tijdtafel/grafiek. Hiermee was het baanvak bezet verklaard. Bij aankomst op het station meldt de machinist zich weer bij de verkeersleider/treindienstleider. Deze zet op zijn grafiek een groene streep, waarmee het baanvak weer vrij is voor een volgende trein of de tegentrein. Tegelijkertijd vraagt de machinist om een nieuwe rij-opdracht om naar het volgende station te mogen rijden. De maximum snelheid die ten tijde van de CRVL bedroeg 80 km/h.

Het heeft echter niet kunnen voorkomen dat in de ochtend van 25 juli 1980 fout gaat waarbij twee treinstellen frontaal op elkaar botsen nabij Winsum. Door een groep machinisten wordt naar aanleiding van het onderzoek naar de toedracht van het ongeval aangegeven dat het ontbreken van seinen een oorzaak kan zijn. Zij willen graag dat de seinen weer terugkeren op het baanvak. Eind 1980 geeft de NS aan te streven om de CRVL te vervangen en lichtseinen te plaatsen. Op 18 september 1983 vervangt de VCVL (Vereenvoudigde Centrale Verkeersleiding) de CRVL. Het systeem is daarna nog slechts in gebruik op een aantal baanvakken voor goederenvervoer in gebruik waar veel lagere maximum snelheden gelden, zoals in Moerdijk, Sloe en Zeeuws-Vlaanderen.


Bronnen

Verkeersleiding in de jaren zeventig - A. de Vries - Maandblad: Railmagazine, 42e Jaargang - november 2020 nummer 379 Blz: 50-54 Uitgave: Uquilair ISSN: 0926-3489

Referenties

  1. K. van der Meene, R. Jongerius, R. Ankersmit - Van optische telegraaf tot ERTMS - Maandblad: Op de Rails, 87e Jaargang - 2019 Blz: 385-392 Uitgave: NVBS ISSN: 0030-3321
  2. R. Ankersmit en J.G.C. van de Meene - De beveiligingen bij de Nederlandse Spoorwegen - Maandblad: Op de Rails, Gebundelde facsimile-uitgave van diverse seinwezen artikelen- en nummers, Uitgave: NVBS ISSN: 0030-3321