2900 - Diesel locomotieven serie 2900: verschil tussen versies

Uit Somda RailWiki
Naar navigatie springenNaar zoeken springen
Regel 5: Regel 5:
 
In 1955 bestelde de Staatsmijnen vijf diesel locomotieven bij Henschel & Sohn in Kassel. De locomotieven zijn afgeleid van het type G12 van General Motors. De bestelling volgde nadat General Motors demonstraties had gegeven met een dergelijke locomotief in diverse Europese landen. De locomotieven kregen de nummers 151 - 155. In 1956 werd de 151 gebouwd en was tevens de eerste locomotief die door Henschel in licentie voor General Motors werd gebouwd. Na de bouw werd de locomotief in Hannover getoond op de transportexpositie. In 1958-1959 volgden de 152 - 155. De tractiemotoren werden geleverd door Smit Slikkerveer en de dieselmotoren werden door Electro-Motive Diesel gebouwd. De locomotieven waren technisch gelijk aan het type G12.
 
In 1955 bestelde de Staatsmijnen vijf diesel locomotieven bij Henschel & Sohn in Kassel. De locomotieven zijn afgeleid van het type G12 van General Motors. De bestelling volgde nadat General Motors demonstraties had gegeven met een dergelijke locomotief in diverse Europese landen. De locomotieven kregen de nummers 151 - 155. In 1956 werd de 151 gebouwd en was tevens de eerste locomotief die door Henschel in licentie voor General Motors werd gebouwd. Na de bouw werd de locomotief in Hannover getoond op de transportexpositie. In 1958-1959 volgden de 152 - 155. De tractiemotoren werden geleverd door Smit Slikkerveer en de dieselmotoren werden door Electro-Motive Diesel gebouwd. De locomotieven waren technisch gelijk aan het type G12.
  
Op 22 april 1970 rijdt locomotief 155 goederentrein 681271 van [[Venlo]] naar Rotterdam Zuid Goederen. Met deze rit wordt bekeken of de NS de vijf locomotieven van de Staatsmijnen over kan nemen. Dit gebeurt uiteindelijk in de zomer van 1970. De locomotieven worden ondergebracht in de serie 2900. Op 14 juli 1970 komen drie locomotieven aan in de Tilburgse werkplaats. Dit zijn de 151, 152 en 153. De eerste drie locomotieven werden zonder revisie in dienst genomen. Zij kregen slechts een opknapbeurt en enkele noodzakelijke wijzigingen. Ook het remwerk en de wielstellen kregen uitgebreid onderhoud. De wielen worden afgedraaid en de frontseinen worden aangepast. De locomotieven kwamen op eigen kracht vanuit Limburg naar [[Tilburg]]. Als eerste komt de 2901 op 3 september 1970 in dienst. De 2902 volgt op 26 september 1970. De 2903 maakt op 29 oktober 1970 een proefrit vanuit Tilburg naar [['s-Hertogenbosch]]. Na deze proefrit rijdt de locomotief door naar de Zwolse werkplaats en komt dezelfde dag in dienst. Op 8 december 1970 reed de 154 vanuit [[Nuth]] naar Tilburg. Vanaf dat moment reed alleen de 155 nog in Limburg. Op 30 maart 1971 reed deze locomotief naar Tilburg voor ombouw naar NS diensten. Op 31 maart 1971 rijdt de 2904 zijn proefrit en wordt de volgende dag vrijgegeven voor de dienst.
+
Op 22 april 1970 rijdt locomotief 155 goederentrein 681271 van [[Venlo]] naar [[Rotterdam Zuid Goederen]]. Met deze rit wordt bekeken of de NS de vijf locomotieven van de Staatsmijnen over kan nemen. Dit gebeurt uiteindelijk in de zomer van 1970. De locomotieven worden ondergebracht in de serie 2900. Op 14 juli 1970 komen drie locomotieven aan in de Tilburgse werkplaats. Dit zijn de 151, 152 en 153. De eerste drie locomotieven werden zonder revisie in dienst genomen. Zij kregen slechts een opknapbeurt en enkele noodzakelijke wijzigingen. Ook het remwerk en de wielstellen kregen uitgebreid onderhoud. De wielen worden afgedraaid en de frontseinen worden aangepast. De locomotieven kwamen op eigen kracht vanuit Limburg naar [[Tilburg]]. Als eerste komt de 2901 op 3 september 1970 in dienst. De 2902 volgt op 26 september 1970. De 2903 maakt op 29 oktober 1970 een proefrit vanuit Tilburg naar [['s-Hertogenbosch]]. Na deze proefrit rijdt de locomotief door naar de Zwolse werkplaats en komt dezelfde dag in dienst. Op 8 december 1970 reed de 154 vanuit [[Nuth]] naar Tilburg. Vanaf dat moment reed alleen de 155 nog in Limburg. Op 30 maart 1971 reed deze locomotief naar Tilburg voor ombouw naar NS diensten. Op 31 maart 1971 rijdt de 2904 zijn proefrit en wordt de volgende dag vrijgegeven voor de dienst.
  
  
Regel 76: Regel 76:
 
= '''Wijzigingen''' =
 
= '''Wijzigingen''' =
  
 +
* Na de overname van de locomotieven ondergaan de locomotieven enkele wijzigingen alvorens zij in dienst komen bij NS. De frontseinen worden aangepast.
  
  
Regel 110: Regel 111:
  
  
 +
= '''Afvoer''' =
 +
 +
Door sluiting van de mijnen werden de vijf locomotieven overtollig bij de Staatsmijnen. De NS was op zoek naar locomotieven door uitbreiding van het aantal treinen in het kader van Spoorslag ’70.
  
 +
Al na vier jaar werden de locomotieven bij de NS afgevoerd. De NS kampte met aanzienlijke verliezen en teruglopend aanbod van goederenvervoer. Vele laad- en losplaatsen werden gesloten. Als eerste is in oktober 1974 de beschadigde 2902 afgevoerd. In februari 1975 zijn de vier andere locomotieven afgevoerd. De NS verkocht de locomotieven in 1975 aan de Ferrocarriles de Vía Estrecha (FEVE). Hier werden zij genummerd in de serie 1421 - 1425. De locomotieven deden alhier dienst tot 1982 op de lijn tussen Gijon en Lagreo. In dat jaar werd de lijn versmald tot een spoorwijdte van 1 meter. De locomotieven werden buiten dienst gesteld en gesloopt.
  
= '''Afvoer''' =
 
  
Door sluiting van de mijnen werden de vijf locomotieven overtollig bij de Staatsmijnen. De NS was op zoek naar locomotieven door uitbreiding van het aantal treinen in het kader van Spoorslag ’70.
+
== '''Sloop''' ==
 +
 
 +
In 1982 zijn de locomotieven in Spanje gesloopt.
 +
 
  
Al na vier jaar werden de locomotieven bij de NS afgevoerd. De NS kampte met aanzienlijke verliezen en teruglopend aanbod van goederenvervoer. Vele laad- en losplaatsen werden gesloten. De NS verkocht de locomotieven in 1975 aan de Ferrocarriles de Vía Estrecha (FEVE). Hier werden zij genummerd in de serie 1421 - 1425. De locomotieven deden alhier dienst tot 1982 op de lijn tussen Gijon en Lagreo. In dat jaar werd de lijn versmald tot een spoorwijdte van 1 meter. De locomotieven werden buiten dienst gesteld en gesloopt.
+
== '''Museumlocomotieven''' ==
  
 
Door de verkoop aan Spanje en de sloop na de afvoer aldaar zijn er geen locomotieven bewaard gebleven.
 
Door de verkoop aan Spanje en de sloop na de afvoer aldaar zijn er geen locomotieven bewaard gebleven.
Regel 135: Regel 142:
 
|-
 
|-
 
| '''2901'''
 
| '''2901'''
|  
+
| 1970
 
| 14 juli 1970
 
| 14 juli 1970
 
| 3 september 1970
 
| 3 september 1970
Regel 145: Regel 152:
 
|-
 
|-
 
| '''2902'''
 
| '''2902'''
|  
+
| 1970
 
| 14 juli 1970
 
| 14 juli 1970
 
| 26 september 1970
 
| 26 september 1970
Regel 155: Regel 162:
 
|-
 
|-
 
| '''2903'''
 
| '''2903'''
|  
+
| 1970
 
| 14 juli 1970
 
| 14 juli 1970
 
| 29 oktober 1970
 
| 29 oktober 1970
Regel 165: Regel 172:
 
|-
 
|-
 
| '''2904'''
 
| '''2904'''
|  
+
| 8 december 1970
 
| n.v.t.
 
| n.v.t.
 
| n.v.t.
 
| n.v.t.

Versie van 5 okt 2017 14:51

Na de sluiting van de mijnen in Limburg bood de Staatsmijnen zijn vijf locomotieven te koop aan aan de NS. Met de invoering van ‘Spoorslag ‘70’ waren zij op zoek naar extra locomotieven.

Geschiedenis

In 1955 bestelde de Staatsmijnen vijf diesel locomotieven bij Henschel & Sohn in Kassel. De locomotieven zijn afgeleid van het type G12 van General Motors. De bestelling volgde nadat General Motors demonstraties had gegeven met een dergelijke locomotief in diverse Europese landen. De locomotieven kregen de nummers 151 - 155. In 1956 werd de 151 gebouwd en was tevens de eerste locomotief die door Henschel in licentie voor General Motors werd gebouwd. Na de bouw werd de locomotief in Hannover getoond op de transportexpositie. In 1958-1959 volgden de 152 - 155. De tractiemotoren werden geleverd door Smit Slikkerveer en de dieselmotoren werden door Electro-Motive Diesel gebouwd. De locomotieven waren technisch gelijk aan het type G12.

Op 22 april 1970 rijdt locomotief 155 goederentrein 681271 van Venlo naar Rotterdam Zuid Goederen. Met deze rit wordt bekeken of de NS de vijf locomotieven van de Staatsmijnen over kan nemen. Dit gebeurt uiteindelijk in de zomer van 1970. De locomotieven worden ondergebracht in de serie 2900. Op 14 juli 1970 komen drie locomotieven aan in de Tilburgse werkplaats. Dit zijn de 151, 152 en 153. De eerste drie locomotieven werden zonder revisie in dienst genomen. Zij kregen slechts een opknapbeurt en enkele noodzakelijke wijzigingen. Ook het remwerk en de wielstellen kregen uitgebreid onderhoud. De wielen worden afgedraaid en de frontseinen worden aangepast. De locomotieven kwamen op eigen kracht vanuit Limburg naar Tilburg. Als eerste komt de 2901 op 3 september 1970 in dienst. De 2902 volgt op 26 september 1970. De 2903 maakt op 29 oktober 1970 een proefrit vanuit Tilburg naar 's-Hertogenbosch. Na deze proefrit rijdt de locomotief door naar de Zwolse werkplaats en komt dezelfde dag in dienst. Op 8 december 1970 reed de 154 vanuit Nuth naar Tilburg. Vanaf dat moment reed alleen de 155 nog in Limburg. Op 30 maart 1971 reed deze locomotief naar Tilburg voor ombouw naar NS diensten. Op 31 maart 1971 rijdt de 2904 zijn proefrit en wordt de volgende dag vrijgegeven voor de dienst.


Technische gegevens

De locomotieven hebben een lengte van 14,370 meter, een breedte van meter en een hoogte van 4,130 meter (De SM 151 heeft een hoogte van 4,330 meter). De locomotieven hebben een gewicht van 74 ton. De locomotieven waren voorzien van een tweetakt dieselmotor van 1.400 pk (1.065 kW). Deze waren geleverd door Electro-Motive Division. De dieselmotor is van het type . De dieselmotor is voorzien van 12 cilinders. Deze motoren geven de locomotief een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur. De drukvulgroep is gefabriceerd door volgens het systeem. De blower is tegen de dieselmotor aangebouwd en wordt aangedreven door V-snaren vanaf de krukas. De compressor is afkomstig van Gardner Denver, type WXO. De compressor heeft een capaciteit van liter per minuut en vullen de twee hoofdreservoirs. Om de benodigde elektriciteit te kunnen genereren, zijn twee hoofdgeneratoren van Westinghouse, type , geplaatst. Deze levert een vermogen van kW ( pk). De hoofdgenerator voedt de 4 tractiemotoren van Electro-Motive Division, welke door Smit Slikkerveer in licentie zijn gebouwd. De tractiemotoren zijn van het type en ebben een vermogen van kW (300 pk) Bij het starten van de motoren fungeerde de hoofdgenerator als startmotor. Voor de laagspanning in de locomotief zorgen twee hulpgeneratoren van Westinghouse, type . Zij hebben een vermogen van kW en leveren een maximale spanning van volt. De laagspanning wordt gebruikt als stuurstroom, voor de verlichting van de locomotief, voor het laden van de batterijen en voor het vreemdveld van de hoofdgenerator. De brandstoftank heeft een inhoud van 3.028 liter. De motoren worden gekoeld met lucht, afkomstig van de twee ventilatoren van die aan de voorzijde van de beide huiven zitten. De ventilatoren worden aangedreven door V-snaren vanaf de krukas van de dieselmotor. 1 ventilator koelt de motoren 1 en 2, evenals de weerstanden. De andere ventilator koelt de motoren 3 en 4. De compressor zorgt voor de luchtdruk die de locomotief nodig is om te kunnen remmen. Ook de tyfoons en andere luchtverbruikers zijn op deze compressoren aangesloten.

De tractie-installatie kent rijstanden. Elke rijstand zorgt er voor dat de dieselmotor meer vermogen kan leveren om een hogere snelheid te bereiken. De rijstand wordt gekozen door middel van de rijwals. Het starten gebeurde met de rijrichtingkruk in de nulstand. Na het kiezen van een rijrichting werd de rijwals in de juiste richting gedraaid. Om de koude dieselmotor te kunnen starten, moet deze met koelwater worden verwarmd. Dit verwarmen gebeurde met een petroleumbrander in het koelwatercircuit,

De locomotieven hebben een Bo’Bo’ asindeling. De draaistelcode is. De aslast is 18,5 ton. De radstand tussen de draaistellen bedraagt 7,620 meter. De radstand van een draaistel bedraagt 2,440 meter. De wielen hebben een diameter van 1,000 meter.


Remsysteem Knorr


Uitvoering

De locomotieven bestaan uit een frame met daarboven in het midden de cabine. Aan weerszijden van deze cabine zijn de huiven geplaatst. Onder deze huiven zijn de dieselmotoren en generatoren geplaatst. De huiven zijn voorzien van deuren aan de zijkanten en dakluiken aan de bovenzijde. Onder de grote huif zijn de hulpgenerator en de ventilator voor de koeling van de tractiemotoren geplaatst. Daarboven is de compoundprocessor geplaatst. Achter de hulpgenerator is de hoofdgenerator geplaatst. Achter de hoofdgenerator is de dieselmotor geplaatst. Tussen de cabine en de dieselmotor zijn de koelwaterradiatoren geplaatst. Achter de bufferbalken zijn de hulpreservoirs en zandbakken met zandstrooiers geplaatst. Onder de cabine is de brandstoftank geplaatst. Aan weerszijden van de tank zijn de hoofdreservoirs geplaatst. In de cabine is aan de voorkant van de locomotief de schakelkast geplaatst. Aan de achterkant is de apparatenkast geplaatst. De cabine is voorzien van twee verwarmingselementen. Aan de zijwanden zijn de instrumentenpanelen geplaatst. Onder de ramen zijn de bedieningspanelen geplaatst. Op de huiven zijn de tyfoons en sluitseinen geplaatst.

In de cabine is slechts een bedieningstoestel aanwezig, alsmede een instrumentenbord. Deze waren zo geplaatst dat de machinist bij vooruit rijden rechts langs de locomotief kon kijken. Bij het achteruit rijden kon de machinist zijn stoel zo draaien dat hij dwars op de rijrichting zit met zijn rug naar het raam. Hij had het bedieningspaneel aan de rechterzijde van zich en kon links langs de locomotief kijken. Vanuit deze positie konden de seinen echter niet goed gezien worden. Om de seinen wel goed te kunnen zien, moet hij de rijkruk in de nulstand zetten, naar de rechterzijde lopen om het sein te kunnen zien en dan weer terug naar zijn zitplaats om op te schakelen. In een lage kast zijn in de cabine de batterijen geplaatst. In de cabine zijn twee peilglazen aangebracht om het niveau van het koelwater te bekijken. Op het instrumentenpaneel zijn de elektrische snelheidsmeter, de brandstofmeter, twee toerentellers, twee remmanometers, twee thermometers, twee opschakelindicatoren, twee smeeroliedrukmeters en twee waarschuwingslampen voor het niet opladen van de batterij. De voor- en achterruiten zijn voorzien van pneumatische ruitenwissers.

Uiterlijk verschilden de locomotieven ten opzichte van de G12 locomotieven door een lagere cabine en smallere huiven. Tevens was de cabine voorzien van meer ramen voor een beter zicht rondom de locomotief. Voor 152 - 155 werd de cabine nog meer verlaagd ten opzichte van de 151. De locomotieven werden elk in een andere kleur geschilderd, waarbij het patroon wel overeen kwam. De locomotieven waren de eerste diesellocomotieven van de NS die in het geel/grijs werden geschilderd. Het front en de cabine zijn geel geschilderd. De huiven hebben een grijze kleur.

De draaistellen zijn van het Amerikaanse type. Zij zijn van staal gemaakt en gelast. Een draaistel bevat 2 assen met wielen en 2 tractiemotoren in tramophanging. De assen worden door middel van een tandwieloverbrenging aangedreven. De draaistellen zijn niet voorzien van een wieg. De onderdraaikom en onderschuifstukken steunde direct op het draaistelframe. De draaikom is voorzien van een centrale tap, die de overbrenging van de trekkracht naar het frame verzorgde. Het draaistel werd ondersteund door draagpotten via zwanehalsliggers en dubbel gewonden schroefveren. De draagpotten zijn voorzien van glijlagers. Aan de bovenzijde van het draaistel zijn twee remcilinders geplaatst. Door middel van een stangenstelsel werd de remkracht overgebracht naar de remblokken. Aan beide zijden van het draaistel zijn niet-automatische remverstellers geplaatst. De tractiemotoren rusten met twee steunlagers op de wielas. Het derde steunpunt is verend aan de dwarsbalk van het draaistel bevestigd. De tractiemotoren zijn parallel geschakeld. De koeling gebeurd door een slakkenhuisventilator die via V-snaren worden aangedreven vanaf de hoofdgenerator. Voor het remmen van de trein is de locomotief voorzien een Knorr-rem met normale remkraan. Om de locomotief te remmen tijdens het rangeren zijn de locomotieven ook voorzien van een Henry-remkraan. Deze is aan beide zijden van de cabine aangebracht. Om de locomotief voor langere tijd stil te laten staan, is de locomotief voorzien van een handrem. De locomotieven zijn voorzien van een dodemaninrichting. Deze trad in werking wanneer het dodemanpedaal los werd gelaten.

Nummer Kleur
151 blauw
152 groen
153 oranje
154 geel
155 grijs


Inzet

Bij de Staatsmijnen reden de locomotieven voornamelijk kolentreinen van de mijnen van Hoensbroek en Brunssum naar Nuth en naar de haven van Stein.

In de zomer van 1970 is er nog sprake van inzet tussen Pernis en Rotterdam Zuid Goederen. Na de overname kwamen de locomotieven in dienst vanuit Zwolle en reden goederentreinen in voornamelijk het oosten van Nederland. Hiermee vervingen zij twee locomotieven serie 2400.


Onderhoud

De locomotieven kwamen in Zwolle in onderhoud.


Revisie

De eerste drie locomotieven kwamen met een opknapbeurt in dienst. De laatste twee locomotieven werden direct gereviseerd en later in dienst gesteld. De eerste drie locomotieven werden na circa een jaar alsnog gereviseerd.


Bijzondere uitvoeringen

Wijzigingen

  • Na de overname van de locomotieven ondergaan de locomotieven enkele wijzigingen alvorens zij in dienst komen bij NS. De frontseinen worden aangepast.


Vernummeringen

Bij de indienststelling bij de NS werden de locomotieven genummerd in de serie 2900. In Spanje werden zij genummerd in de serie 1421 - 1425 met behoud van het volgnummer.

NS nummer Staatsmijnen nummer
2901 151
2902 152
2903 153
2904 154
2905 155


Schadegevallen

  • Op 29 oktober 1974 botst locomotief 2902 in Zwolle met treinstel ElD4 643 en ElD2 271 van het Materieel'46.


Afvoer

Door sluiting van de mijnen werden de vijf locomotieven overtollig bij de Staatsmijnen. De NS was op zoek naar locomotieven door uitbreiding van het aantal treinen in het kader van Spoorslag ’70.

Al na vier jaar werden de locomotieven bij de NS afgevoerd. De NS kampte met aanzienlijke verliezen en teruglopend aanbod van goederenvervoer. Vele laad- en losplaatsen werden gesloten. Als eerste is in oktober 1974 de beschadigde 2902 afgevoerd. In februari 1975 zijn de vier andere locomotieven afgevoerd. De NS verkocht de locomotieven in 1975 aan de Ferrocarriles de Vía Estrecha (FEVE). Hier werden zij genummerd in de serie 1421 - 1425. De locomotieven deden alhier dienst tot 1982 op de lijn tussen Gijon en Lagreo. In dat jaar werd de lijn versmald tot een spoorwijdte van 1 meter. De locomotieven werden buiten dienst gesteld en gesloopt.


Sloop

In 1982 zijn de locomotieven in Spanje gesloopt.


Museumlocomotieven

Door de verkoop aan Spanje en de sloop na de afvoer aldaar zijn er geen locomotieven bewaard gebleven.


Afleverdata

Nummer Overname van DSM Opknapbeurt in Afleverdatum In dienst In revisie Uit revisie Ter zijde Sloop(rit)
2901 1970 14 juli 1970 3 september 1970 3 september 1970 27 september 1971 14 maart 1972 10 februari 1975 1982
2902 1970 14 juli 1970 26 september 1970 26 september 1970 19 april 1972 29 augustus 1972 21 oktober 1974 1982
2903 1970 14 juli 1970 29 oktober 1970 29 oktober 1970 24 juli 1972 23 november 1972 10 februari 1975 1982
2904 8 december 1970 n.v.t. n.v.t. n.v.t. 8 december 1970 1 april 1971 10 februari 1975 1982
2905 30 maart 1971 n.v.t. n.v.t. n.v.t. 5 april 1971 19 augustus 1971 10 februari 1975 1982