Lichtseinstelsel 1946

Uit Somda RailWiki
Naar navigatie springenNaar zoeken springen

Nadat in 1923 proeven zijn genomen bij Blerick met een lichtsein, komt er vanaf 1946 een nieuw lichtseinstelsel in dienst die de armseinen moet gaan vervangen.

Het grote verschil tussen de lichtseinen en de armseinen, is het vervallen van het onderscheid tussen voor- en hoofdseinen. Elk lichtsein was het voorsein van het volgende lichtsein. Slechts bij lange blokken werden wel voorseinen toegepast. Deze zijn te herkennen aan het vierkant afgesneden scherm in de achtergrond. Daarnaast geven armseinen vooral aan de machinist aan of hij rechtdoor of een aftakkend spoor gaat berijden. Bij aftakkend spoor waren dan ook nog een snelheidsbeperkingen van kracht. De lichtseinen geven alleen informatie weer over de snelheid en niet meer over de richting.

Er waren bij dit seinstelsel zowel hoge als lage (dwerg) seinen. De hoge seinen waren opgehangen aan een mast met één of drie lichten met ieder een scherm in de achtergrond. Door de drie aparte lichten krijgt het seinstelsel de bijnaam "driehoogtestelsel". De lage of dwergseinen waren slechts voorzien van 1 licht. Door middel van een kleurenwisselaar kunnen de enkele lichten toch drie verschillende kleuren tonen. De betekenis bij de hoge seinen was als volgt:

  • rood = stoppen
  • geel = het volgende sein toont stop
  • groen = passeren op baanvaksnelheid.

De seinen met drie lampen konden ook snelheidsaanduidingen geven in kleurcombinaties van wit en groen die staan voor hoge, midden en lage snelheid. Door de verschillende combinaties van wit en groen kon de betekenis van het seinbeeld worden verward. Dit leidde tot een ongeval in 1955 bij Oldebroek.



Bronnen

Van optische telegraaf tot ERTMS - K. van der Meene, R. Jongerius, R. Ankersmit - Maandblad: Op de Rails, 87e Jaargang - 2019 Blz: 385-392 Uitgave: NVBS ISSN: 0030-3321