Baardwijksespoorbrug: verschil tussen versies
(Nieuwe pagina aangemaakt met 'Ter overspanning van het Drongelens Kanaal tussen Waalwijk en Drunen-Heusden werd een brug over dit kanaal aangelegd. Ook de Baardwijkse Overlaat wordt door...') |
|||
| Regel 3: | Regel 3: | ||
='''Geschiedenis'''= | ='''Geschiedenis'''= | ||
| − | Nadat in 18 het definitieve traject van de [[Langstraatspoorlijn]] bekend is, wordt op 21 mei 1881 het bestek 804 van het Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid gedateerd. Het bestek omvat 62 artikelen, verdeeld over 17 pagina's. Daarnaast is een tekening van de brug opgenomen. De kosten van de bouw van de brug wordt geschat op 394.000 gulden. Dit is inclusief de aanleg van twee overwegen. Aan de westzijde van brug moet een aarden baan aangelegd worden met een lengte van 233 meter. Naast deze baan moeten bermsloten en een parallelweg worden aangelegd. Op 29 juni 1881 wordt de bouw aanbesteed van twee landhoofden en 52 pijlers voor een doorlaatbrug over de Baardwijkschen Overlaat. Er zijn 13 inschrijvers, waarbij de aannemer J.A. van der Eerdern Wzn uit Boxtel het werk toegewezen kreeg. Zij schreven in voor een totaalbedrag van 362.700 gulden. De totale lengte van de brug bedraagt tussen de landhoofden 878,20 meter. De 52 pijlers hebben een breedte van 10,40 meter en een lengte van 1,60 meter. Door de pijlers breed uit te voeren, is het later mogelijk om een tweede, enkelsporige op de pijlers te plaatsen. De tussenruimte tussen twee pijlers is 15 meter. Op 10 mei 1882 wordt bestek 836 aanbesteed. Dit bestek heeft betrekking op de bouw van de ijzeren bovenbouw. Het werk is begroot op 560.000 gulden. Het gaat om de bouw van 91 gelijke vakwerkbrugdelen. Hiervan zijn er 53 nodig voor de Baardwijksespoorbrug, 36 stuks voor de [[Moerputtenbrug]] en 2 stuks over de Bossche Sloot. Op de aanbesteding werden 7 reacties ontvangen. De Koninklijke Fabriek van Stoom- en andere Werktuigen uit Amsterdam kreeg de opdracht toegewezen voor een bedrag van 537.000 gulden. | + | Nadat in 18 het definitieve traject van de [[Langstraatspoorlijn]] bekend is, wordt op 21 mei 1881 het bestek 804 van het Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid gedateerd. Het bestek omvat 62 artikelen, verdeeld over 17 pagina's. Daarnaast is een tekening van de brug opgenomen. De kosten van de bouw van de brug wordt geschat op 394.000 gulden. Dit is inclusief de aanleg van twee overwegen. Aan de westzijde van brug moet een aarden baan aangelegd worden met een lengte van 233 meter. Naast deze baan moeten bermsloten en een parallelweg worden aangelegd. Op 29 juni 1881 wordt de bouw aanbesteed van twee landhoofden en 52 pijlers voor een doorlaatbrug over de Baardwijkschen Overlaat. Er zijn 13 inschrijvers, waarbij de aannemer J.A. van der Eerdern Wzn uit Boxtel het werk toegewezen kreeg. Zij schreven in voor een totaalbedrag van 362.700 gulden. De totale lengte van de brug bedraagt tussen de landhoofden 878,20 meter. De 52 pijlers hebben een breedte van 10,40 meter en een lengte van 1,60 meter. Door de pijlers breed uit te voeren, is het later mogelijk om een tweede, enkelsporige op de pijlers te plaatsen. De tussenruimte tussen twee pijlers is 15 meter. Op 10 mei 1882 wordt bestek 836 aanbesteed. Dit bestek heeft betrekking op de bouw van de ijzeren bovenbouw. Het werk is begroot op 560.000 gulden. Het gaat om de bouw van 91 gelijke vakwerkbrugdelen. Hiervan zijn er 53 nodig voor de Baardwijksespoorbrug, 36 stuks voor de [[Moerputtenbrug]] en 2 stuks over de Bossche Sloot. Op de aanbesteding werden 7 reacties ontvangen. De Koninklijke Fabriek van Stoom- en andere Werktuigen uit Amsterdam kreeg de opdracht toegewezen voor een bedrag van 537.000 gulden. Aan de zuidzijde van de brug komt een voetgangersbrug. Op deze manier kunnen werknemers van de leerlooierijen en schoenfabrieken in de regio makkelijk bij hun werk komen, wanneer de Overlaat onder water staat. De gemeente Drunen heeft hier onder andere in september 1880 per brief op aangedrongen. De gemeenten betalen ongeveer de helft van 18.000 gulden die de aanleg kost. Een overspanning heeft een lengte 16,472 meter, een breedte van 4,05 meter en is 1,40 meter hoog. Een overspanning heeft 12 velden in kruisverband. De voetgangersbrug is 93,4 centimeter breed en heeft de armleuning op een hoogte van 1,10 meter boven het dek. De beide bruggen worden gescheiden door middel van een hek met een hoogte van 1,40 meter. Op 10 juni 1885 wordt een belastingproef uitgevoerd om de voltooide brug te testen. Op elke overspanning werd een fors gewicht geplaatst. Er worden spoorstaven met een totaalgewicht van 79.680 gebruikt. De zeeg in het midden mag niet afnemen met meer dan 8 millimeter. Om de voetgangersbrug te testen wordt er op elke overspanning een gewicht van 4.980 aan spoorstaven gebruikt. Deze proeven slagen en op 24 juni 1885 vindt de eerste oplevering plaats. De aannemer is vanaf dat moment voor een jaar lang verantwoordelijk voor onderhoud. Een jaar later vindt de tweede oplevering plaats. Aan de oostzijde van de brug wordt een stopplaats aangelegd met de naam [[Baardwijksche Overlaat]] bij wachtpost 30. |
='''Aanleg'''= | ='''Aanleg'''= | ||
| − | De aannemer legde voor de aanvoer van de materialen een steiger aan in de uiterwaarden van de Oude Maas bij Drongelen. Met de trein op smalspoor werden de materialen naar de bouwplaats vervoerd. Om de fundering te maken voor de landhoofden en pijlers, moest elke plek afzonderlijk worden afgedamd, drooggemalen en ontgraven. Vervolgens worden houten palen in de grond geheid. Hierop wordt een vloer van eiken balken gelegd. Dit is de basis van het opgaande metselwerk. Tussen 15 november 1881 en 15 april 1881 mocht er echter niet in het gebied gewerkt worden vanwege de inundatie. In april 1882 begon de aannemer met het metselwerk. Aan de bovenzijde worden de landhoofden en pijlers afgedekt met Belgisch blauw hardsteen. Wanneer de pijler gevoegd was, werden de bouwputten opgevuld met aarde, klei en puin. Als bodemverdediging werd een steenbezetting van basaltblokken rondom de pijler gelegd. Deze heeft aan weerszijden van de as van de spoorweg een breedte van 12 meter. De beschoeiing bestaat uit rieten matten, afgezet met perkoenpalen van eiken. Aan de buitenzijde van de bodemverdediging is over de hele lengte een betonkist. Op 10 maart 1883 vindt de oplevering plaats. | + | De aannemer legde voor de aanvoer van de materialen een steiger aan in de uiterwaarden van de Oude Maas bij Drongelen. Met de trein op smalspoor werden de materialen naar de bouwplaats vervoerd. Om de fundering te maken voor de landhoofden en pijlers, moest elke plek afzonderlijk worden afgedamd, drooggemalen en ontgraven. Vervolgens worden houten palen in de grond geheid. Hierop wordt een vloer van eiken balken gelegd. Dit is de basis van het opgaande metselwerk. Tussen 15 november 1881 en 15 april 1881 mocht er echter niet in het gebied gewerkt worden vanwege de inundatie. In april 1882 begon de aannemer met het metselwerk. Aan de bovenzijde worden de landhoofden en pijlers afgedekt met Belgisch blauw hardsteen. Wanneer de pijler gevoegd was, werden de bouwputten opgevuld met aarde, klei en puin. Als bodemverdediging werd een steenbezetting van basaltblokken rondom de pijler gelegd. Deze heeft aan weerszijden van de as van de spoorweg een breedte van 12 meter. De beschoeiing bestaat uit rieten matten, afgezet met perkoenpalen van eiken. Aan de buitenzijde van de bodemverdediging is over de hele lengte een betonkist. Op 10 maart 1883 vindt de oplevering plaats. Voor de bovenbouw is er 1.729.900 kilo aan gewalst staal gebruikt. Dit wordt geleverd door AG für Eisen-Industrie uit Oberhausen. Daarnaast wordt er 267.200 kilo getrokken profielijzer en voor de oplegdelen wordt 7.317 kilo gesmeed ijzer gebruikt, welke geleverd wordt door AG Phoenix uit Eschweiler. Door F. Alsthöwer uit Annen wordt 14.123 kilo gehamerd gietstaal geleverd. Om alles bij elkaar te houden, wordt 138.500 kilo aan klinknagels gebruikt. Deze worden geleverd door A. Flender uit Düsseldorf. De overspanningen worden in Amsterdam pasklaar en volledig opgesteld. Dit houdt ook in dat ze geschilderd worden. Eerst worden er twee lagen ijzermenie aangebracht, gevolgd door 4 lagen okergeel. De bouw van de bovenbouw gaat echter niet zonder slag of staat. Nadat in november 1883 de ambtenaar was ontslagen die toezicht moest houden op bouw, keurde zijn opvolger 6 van de reeds 41 gebouwde delen af. De 35 elementen die in aanbouw waren, werden gedeeltelijk uit elkaar gehaald en volgens de tekening weer in elkaar gezet. Vanwege deze problemen is de oplevering van de bovenbouw vertraagd. In plaats van 1 november 1883 is de oplevering verplaatst naar 1 juli 1885. Aan het begin van september 1884 kunnen de elementen op pijlers geplaatst worden. In december 1884 zijn 44 overspanningen aangevoerd en zijn er 38 op pijlers geplaatst. De opbouw begint vanuit het zuiden. De overige overspanningen worden in 1885 aangevoerd en geplaatst. Vervolgens is de rails op de overspanning geplaatst. Tussen en naast de rails is een eiken houten vloer met een dikte van 5 centimeter aangelegd, welke is afgedekt met geribde staalplaten. Op 17 maart 1885 was het werk aan de brug voltooid. |
=='''Opening & ingebruikname'''== | =='''Opening & ingebruikname'''== | ||
| − | + | Op 1 juni 1888 vindt de opening plaats van de brug, tegelijkertijd met de opening van het traject tussen Waalwijk en [[Vlijmen]]. De voetgangersbrug is tussen 16 en 22 december 1885 al in gebruik geweest tijdens hoog water. | |
Versie van 27 jul 2020 22:37
Ter overspanning van het Drongelens Kanaal tussen Waalwijk en Drunen-Heusden werd een brug over dit kanaal aangelegd. Ook de Baardwijkse Overlaat wordt door deze brug overspannen.
Inhoud
Geschiedenis
Nadat in 18 het definitieve traject van de Langstraatspoorlijn bekend is, wordt op 21 mei 1881 het bestek 804 van het Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid gedateerd. Het bestek omvat 62 artikelen, verdeeld over 17 pagina's. Daarnaast is een tekening van de brug opgenomen. De kosten van de bouw van de brug wordt geschat op 394.000 gulden. Dit is inclusief de aanleg van twee overwegen. Aan de westzijde van brug moet een aarden baan aangelegd worden met een lengte van 233 meter. Naast deze baan moeten bermsloten en een parallelweg worden aangelegd. Op 29 juni 1881 wordt de bouw aanbesteed van twee landhoofden en 52 pijlers voor een doorlaatbrug over de Baardwijkschen Overlaat. Er zijn 13 inschrijvers, waarbij de aannemer J.A. van der Eerdern Wzn uit Boxtel het werk toegewezen kreeg. Zij schreven in voor een totaalbedrag van 362.700 gulden. De totale lengte van de brug bedraagt tussen de landhoofden 878,20 meter. De 52 pijlers hebben een breedte van 10,40 meter en een lengte van 1,60 meter. Door de pijlers breed uit te voeren, is het later mogelijk om een tweede, enkelsporige op de pijlers te plaatsen. De tussenruimte tussen twee pijlers is 15 meter. Op 10 mei 1882 wordt bestek 836 aanbesteed. Dit bestek heeft betrekking op de bouw van de ijzeren bovenbouw. Het werk is begroot op 560.000 gulden. Het gaat om de bouw van 91 gelijke vakwerkbrugdelen. Hiervan zijn er 53 nodig voor de Baardwijksespoorbrug, 36 stuks voor de Moerputtenbrug en 2 stuks over de Bossche Sloot. Op de aanbesteding werden 7 reacties ontvangen. De Koninklijke Fabriek van Stoom- en andere Werktuigen uit Amsterdam kreeg de opdracht toegewezen voor een bedrag van 537.000 gulden. Aan de zuidzijde van de brug komt een voetgangersbrug. Op deze manier kunnen werknemers van de leerlooierijen en schoenfabrieken in de regio makkelijk bij hun werk komen, wanneer de Overlaat onder water staat. De gemeente Drunen heeft hier onder andere in september 1880 per brief op aangedrongen. De gemeenten betalen ongeveer de helft van 18.000 gulden die de aanleg kost. Een overspanning heeft een lengte 16,472 meter, een breedte van 4,05 meter en is 1,40 meter hoog. Een overspanning heeft 12 velden in kruisverband. De voetgangersbrug is 93,4 centimeter breed en heeft de armleuning op een hoogte van 1,10 meter boven het dek. De beide bruggen worden gescheiden door middel van een hek met een hoogte van 1,40 meter. Op 10 juni 1885 wordt een belastingproef uitgevoerd om de voltooide brug te testen. Op elke overspanning werd een fors gewicht geplaatst. Er worden spoorstaven met een totaalgewicht van 79.680 gebruikt. De zeeg in het midden mag niet afnemen met meer dan 8 millimeter. Om de voetgangersbrug te testen wordt er op elke overspanning een gewicht van 4.980 aan spoorstaven gebruikt. Deze proeven slagen en op 24 juni 1885 vindt de eerste oplevering plaats. De aannemer is vanaf dat moment voor een jaar lang verantwoordelijk voor onderhoud. Een jaar later vindt de tweede oplevering plaats. Aan de oostzijde van de brug wordt een stopplaats aangelegd met de naam Baardwijksche Overlaat bij wachtpost 30.
Aanleg
De aannemer legde voor de aanvoer van de materialen een steiger aan in de uiterwaarden van de Oude Maas bij Drongelen. Met de trein op smalspoor werden de materialen naar de bouwplaats vervoerd. Om de fundering te maken voor de landhoofden en pijlers, moest elke plek afzonderlijk worden afgedamd, drooggemalen en ontgraven. Vervolgens worden houten palen in de grond geheid. Hierop wordt een vloer van eiken balken gelegd. Dit is de basis van het opgaande metselwerk. Tussen 15 november 1881 en 15 april 1881 mocht er echter niet in het gebied gewerkt worden vanwege de inundatie. In april 1882 begon de aannemer met het metselwerk. Aan de bovenzijde worden de landhoofden en pijlers afgedekt met Belgisch blauw hardsteen. Wanneer de pijler gevoegd was, werden de bouwputten opgevuld met aarde, klei en puin. Als bodemverdediging werd een steenbezetting van basaltblokken rondom de pijler gelegd. Deze heeft aan weerszijden van de as van de spoorweg een breedte van 12 meter. De beschoeiing bestaat uit rieten matten, afgezet met perkoenpalen van eiken. Aan de buitenzijde van de bodemverdediging is over de hele lengte een betonkist. Op 10 maart 1883 vindt de oplevering plaats. Voor de bovenbouw is er 1.729.900 kilo aan gewalst staal gebruikt. Dit wordt geleverd door AG für Eisen-Industrie uit Oberhausen. Daarnaast wordt er 267.200 kilo getrokken profielijzer en voor de oplegdelen wordt 7.317 kilo gesmeed ijzer gebruikt, welke geleverd wordt door AG Phoenix uit Eschweiler. Door F. Alsthöwer uit Annen wordt 14.123 kilo gehamerd gietstaal geleverd. Om alles bij elkaar te houden, wordt 138.500 kilo aan klinknagels gebruikt. Deze worden geleverd door A. Flender uit Düsseldorf. De overspanningen worden in Amsterdam pasklaar en volledig opgesteld. Dit houdt ook in dat ze geschilderd worden. Eerst worden er twee lagen ijzermenie aangebracht, gevolgd door 4 lagen okergeel. De bouw van de bovenbouw gaat echter niet zonder slag of staat. Nadat in november 1883 de ambtenaar was ontslagen die toezicht moest houden op bouw, keurde zijn opvolger 6 van de reeds 41 gebouwde delen af. De 35 elementen die in aanbouw waren, werden gedeeltelijk uit elkaar gehaald en volgens de tekening weer in elkaar gezet. Vanwege deze problemen is de oplevering van de bovenbouw vertraagd. In plaats van 1 november 1883 is de oplevering verplaatst naar 1 juli 1885. Aan het begin van september 1884 kunnen de elementen op pijlers geplaatst worden. In december 1884 zijn 44 overspanningen aangevoerd en zijn er 38 op pijlers geplaatst. De opbouw begint vanuit het zuiden. De overige overspanningen worden in 1885 aangevoerd en geplaatst. Vervolgens is de rails op de overspanning geplaatst. Tussen en naast de rails is een eiken houten vloer met een dikte van 5 centimeter aangelegd, welke is afgedekt met geribde staalplaten. Op 17 maart 1885 was het werk aan de brug voltooid.
Opening & ingebruikname
Op 1 juni 1888 vindt de opening plaats van de brug, tegelijkertijd met de opening van het traject tussen Waalwijk en Vlijmen. De voetgangersbrug is tussen 16 en 22 december 1885 al in gebruik geweest tijdens hoog water.
Dienstregeling
Lotgevallen
Sluiting
Sloop
Bronnen
De spoorbrug in de Baardwijkse Overlaat - P. Henken - Maandblad: Railmagazine, 41e Jaargang - 2019 nummer 370 Blz: 48-54 Uitgave: Uquilair ISSN: 0926-3489