Mat'36 - Treinstellen Materieel 1936: verschil tussen versies

Uit Somda RailWiki
Naar navigatie springenNaar zoeken springen
Regel 33: Regel 33:
 
De besturing van het treinstel geschiedde elektro-pneumatisch. Het maken en verbreken van de stroomkringen verliep via weerstanden met behulp van hoogspanningsrelais. Deze werden aangestuurd door de stuurstroom, afkomstig van het laagspanningscircuit. Deze werd opgewekt met behulp van  . Deze tractiestroom regeling is een ontwerp van Westinghouse, welke later door de NS en de bouwers is verbeterd en toegepast tot aan Plan V. Deze regeling wordt aangestuurd door een volgordewals. Deze wals neemt een zekere stand in, afhankelijk van de ingestelde rijstand van de rijcontroller. Hierdoor werd de rijwals bediend, welke op elektro-pneumatische wijze de rijschakelaars bediend. De rijweerstanden werden op deze manier geopend en gesloten. Door het afschakelen van deze weerstanden gaat er een grotere stroom naar de motoren lopen, waardoor de snelheid toeneemt. Door elektrische en pneumatische verbindingen in de Scharfenbergkoppelingen kon er in treinschakeling gereden worden met Mat '35, Mat '40, Mat '46 en Mat '54.
 
De besturing van het treinstel geschiedde elektro-pneumatisch. Het maken en verbreken van de stroomkringen verliep via weerstanden met behulp van hoogspanningsrelais. Deze werden aangestuurd door de stuurstroom, afkomstig van het laagspanningscircuit. Deze werd opgewekt met behulp van  . Deze tractiestroom regeling is een ontwerp van Westinghouse, welke later door de NS en de bouwers is verbeterd en toegepast tot aan Plan V. Deze regeling wordt aangestuurd door een volgordewals. Deze wals neemt een zekere stand in, afhankelijk van de ingestelde rijstand van de rijcontroller. Hierdoor werd de rijwals bediend, welke op elektro-pneumatische wijze de rijschakelaars bediend. De rijweerstanden werden op deze manier geopend en gesloten. Door het afschakelen van deze weerstanden gaat er een grotere stroom naar de motoren lopen, waardoor de snelheid toeneemt. Door elektrische en pneumatische verbindingen in de Scharfenbergkoppelingen kon er in treinschakeling gereden worden met Mat '35, Mat '40, Mat '46 en Mat '54.
  
De treinstellen waren bij hun aflevering donkergroen geschilderd. Het dak en de schortplaten waren aluminium kleurig. Bij de overgang tussen het groen en aluminium was een rode bies geschilderd. De bies aan de onderzijde was dikker dan aan de bovenzijde. Op de koppen was deze bies als brede band uitgevoerd. Door de oorlogsdreigingen werd het dak en de schortplaten donkergrijs geschilderd. Aan het begin van de jaren ’50 werden de treinstellen in een lichtere kleur groen geschilderd. Vanaf 1958 werden de rode biezen vervangen door een gele snor in een V vorm voor een betere zichtbaarheid. Deze proefsnor werd na een aantal jaren vervangen door een vijfharige snor. De rode biezen aan de zijkant van het treinstel werden hierbij ook geel gemaakt. De treinstellen 211 - 215 en de 441 - 453 hebben altijd hun donkergroene kleur behouden. Een uitzondering hierop vormde de 448. Deze werd bij de grote revisie in 1959 in de lichtere kleur groen met zandgele snor geschilderd. Van de serie 401 - 419 waren de 405, 413, 416 en de 418 in deze lichtgroene kleur geschilderd. Aan de buitenzijde waren de treinstellen eveneens voorzien van klasse borden. In juni 1956 werden deze aangepast na afschaffing van de luxueuze eerste klas. De tweede klas werd hierbij eerste klas en de derde klas werd tweede klas.
+
De treinstellen waren bij hun aflevering donkergroen geschilderd. Het dak en de schortplaten waren aluminium kleurig. Bij de overgang tussen het groen en aluminium was een rode bies geschilderd. De bies aan de onderzijde was dikker dan aan de bovenzijde. Op de koppen was deze bies als brede band uitgevoerd. Door de oorlogsdreigingen werd het dak en de schortplaten donkergrijs geschilderd. Aan het begin van de jaren ’50 werden de treinstellen in een lichtere kleur groen geschilderd. Vanaf 1958 werden de rode biezen vervangen door een gele snor in een V vorm voor een betere zichtbaarheid. Deze proefsnor werd na een aantal jaren vervangen door een vijfharige snor. De rode biezen aan de zijkant van het treinstel werden hierbij ook geel gemaakt. De treinstellen 211 - 215 en de 441 - 453 hebben altijd hun donkergroene kleur behouden. Een uitzondering hierop vormde de 448. Deze werd bij de grote revisie in 1959 in de lichtere kleur groen met zandgele proefsnor geschilderd. Van de serie 401 - 419 waren de 405, 413, 416 en de 418 in deze lichtgroene kleur geschilderd. Aan de buitenzijde waren de treinstellen eveneens voorzien van klasse borden. In juni 1956 werden deze aangepast na afschaffing van de luxueuze eerste klas. De tweede klas werd hierbij eerste klas en de derde klas werd tweede klas.
  
 
'''''El2'''''
 
'''''El2'''''
Regel 107: Regel 107:
 
= '''Wijzigingen''' =
 
= '''Wijzigingen''' =
  
* In 1939 worden de treinstellen voorzien van donkergrijze daken en schortplaten. Vanwege de naderende oorlogsdreiging valt het aluminiumkleurige dak erg op in het landschap vanuit de lucht.
+
* In 1939 worden de treinstellen voorzien van donkergrijze daken en schortplaten. Vanwege de naderende oorlogsdreiging valt het aluminiumkleurige dak erg op in het landschap vanuit de lucht. De front- en sluitseinen krijgen verduisterende kappen gemonteerd, om zo min mogelijk licht uit te stralen. Om de reizigers op de deuren te wijzen, werden de treeplanken wit geschilderd.
  
 
* Bij aflevering zijn de klasse borden zwart met witte letters. Vanaf 1947 werd het tweede klasse bord geschilderd op een witte achtergrond en zwarte cijfers.  
 
* Bij aflevering zijn de klasse borden zwart met witte letters. Vanaf 1947 werd het tweede klasse bord geschilderd op een witte achtergrond en zwarte cijfers.  
Regel 129: Regel 129:
  
  
{| class="wikitable sortable" style="width:60em;"
+
{| class="wikitable sortable" style="width:75em;"
 
! Oorspronkelijk nummer
 
! Oorspronkelijk nummer
 
! Nieuw nummer
 
! Nieuw nummer
Regel 185: Regel 185:
 
| '''404'''
 
| '''404'''
 
| 309.002
 
| 309.002
|  
+
| september 1941
 
| 248
 
| 248
 
| '''414'''
 
| '''414'''
Regel 314: Regel 314:
 
| '''451'''
 
| '''451'''
 
| 318.011
 
| 318.011
|  
+
| augustus 1949
 
|-
 
|-
 
| 229
 
| 229
Regel 786: Regel 786:
 
| 1937
 
| 1937
 
|  
 
|  
| 1959
+
| april 1959
 
|  
 
|  
 
|  
 
|  
Regel 879: Regel 879:
 
|  
 
|  
 
|  
 
|  
| 1948
+
| 24 augustus 1948
 
| 1948
 
| 1948
 
|-
 
|-
Regel 1.029: Regel 1.029:
 
|  
 
|  
 
|  
 
|  
|december  1964
+
| december  1964
 
|  
 
|  
 
|-
 
|-
Regel 1.039: Regel 1.039:
 
|  
 
|  
 
|  
 
|  
| 1948
+
| 24 augustus 1948
 
|  
 
|  
 
|-
 
|-

Versie van 30 jun 2013 22:43

Materieel 1936, ook wel bekend als Mat '36, is een elektrisch stroomlijn treinstel voor het personenvervoer over het Middennet. Het ontwerp was afgeleid van het Materieel'35. De treinstellen werden in 1936 besteld en vanaf 1938 in dienst gesteld.

Geschiedenis

De naam van het materieel werd afgeleid van het jaar waarin het materieel ontworpen en besteld werd. De vorm was afgeleid van de dieselelektrische treinstellen Materieel'34, ook wel de Diesel-drie genoemd. Ook de acht elektrische treinstellen van het materieel’35 kunnen als soort van prototype gezien worden voor deze bestelling. Van het Materieel'36 zijn 90 treinstellen gebouwd en geleverd.

Deze serie bestond uit 53 tweerijtuigenstellen (211-263) en 37 drierijtuigstellen (601-637). De tweedelige stellen kregen Jacobsdraaistellen. De driedelige stellen kregen een klassieke oplegging, waarbij elk rijtuig op twee aparte draaistellen rustte.

De bouw van de drie wagenstellen geschiedde door twee fabrikanten. De Bk en CDk werden door Beijnes gebouwd en het Ce rijtuig door Allan. De gehele elektrische installatie werd geleverd door Heemaf.

De treinstellen werden na de bouw gestald in Maarn tot dat de zomerdienstregeling 1938 inging. Op deze datum zou de elektrificatie van het Middennet gereed zijn. Alle afgeleverde treinstellen werden op dat moment in dienst gesteld.


Technische gegevens

De tweedelige treinstellen zijn bij aflevering 44,7 meter lang en hebben een gewicht van 79 ton. Het treinstel is voorzien van 4 tractiemotoren van Heemaf. Elke motor levert een vermogen van 165,5 kW (225 pk). In totaal heeft een treinstel de beschikking over een vermogen van 662 kW (900 pk). Deze motoren zijn opgehangen volgens de tramophanging. Hierbij rust de tractiemotor aan een zijde met glijlagers op de as. De motoras wordt aangedreven door een rondsel dat in een vast tandwiel op de wielas grijpt. Het treinstel is ontworpen voor een snelheid van 125 kilometer per uur. In de normale treindienst zal een snelheid van 110 kilometer per uur worden aangehouden. Het treinstel beschikt over 24 zitplaatsen tweede klas en 96 zitplaatsen 3e klas. De bakcode nummers voor de treinstellen waren als volgt: De Ck had het begin nummer 304 en de BCk 305.

De tweedelige treinstellen die verlengd werden tot driedelige treinstellen in 1941 en 1942 hebben een lengte van 62.9 meter en hebben een gewicht van 106 ton. Het totaal aantal zitplaatsen stijgt met 32 in de derde klas, zodat er in totaal aan 24 reizigers tweede klas en 128 reizigers derde klas een zitplaats kan worden geboden. De dertien treinstellen die vanaf 1949 zijn verlengd, hebben een lengte van 62,8 meter en een gewicht van 106 ton. Het totaal aantal zitplaatsen stijgt met 56 in de derde klas, zodat er in totaal aan 24 reizigers tweede klas en 152 reizigers derde klas een zitplaats kan worden geboden.

De driedelige treinstellen zijn bij aflevering 74,2 meter lang en hebben een gewicht van 143 ton. Het treinstel is voorzien van 8 tractiemotoren van Heemaf. Elke motor levert een vermogen van 165,5 kW (225 pk). In totaal heeft een treinstel de beschikking over een vermogen van 1.324 kW (1.800 pk). Deze motoren zijn opgehangen volgens de tramophanging. Hierbij rust de tractiemotor aan een zijde met glijlagers op de as. De motoras wordt aangedreven door een rondsel dat in een vast tandwiel op de wielas grijpt. Het treinstel is ontworpen voor een snelheid van 125 kilometer per uur. In de normale treindienst zal een snelheid van 110 kilometer per uur worden aangehouden. Het treinstel beschikt over 48 zitplaatsen tweede klas en 144 zitplaatsen 3e klas. De bakcode nummers voor de treinstellen waren als volgt: De CDk had het begin nummer 306, de Ce 307 en de Bk 308.

Na de verlenging van de driedelige stellen bedroeg de lengte van de vierdelige treinstellen 96.9 meter en hebben een gewicht van 181 ton. Het totaal aantal zitplaatsen stijgt met 80 in de derde klas, zodat er in totaal aan 48 reizigers tweede klas en 224 reizigers derde klas een zitplaats kan worden geboden.

Om snel te kunnen koppelen, zijn de treinstellen voorzien van Scharfenberg automatische koppelingen. Hierdoor waren de treinstellen niet te koppelen met materieel dat van buffers was voorzien.


Uitvoering

De rijtuigen waren volledig elektrisch gelast. Hiermee waren de rijtuigen een stuk lichter dan hun voorgangers van het materieel 1924, welke nog geklonken waren. De kopvorm en uitvoering van de treinstellen waren een doorontwikkeling van de DE-III uit 1934. De kopvorm werd licht aangepast, er waren buitenvouwbalgen aangebracht en schortplaten aan de onderzijde. De hierdoor verkregen gesloten vorm leverde een slank en rank treinstel op, met verminderde luchtweerstand. Door deze uitvoering kon de baanvaksnelheid ook omhoog. De snelheid werd verhoogd tot 125 kilometer per uur. De baanvakken waarop de treinstellen kwamen te rijden, werden hiervoor aangepast. Aan de buiten zijde werden de treinstellen voorzien van metalen koersborden. Hierop werd informatie over de bestemming gegeven. Deze borden waren wit met zwarte opschriften.

Revolutionair was de toepassing van schijfremmen in plaats van blokkenremmen, welke tot dan toe gebruikelijk waren. Doordat er weinig ervaring hiermee was, hadden de treinstellen regelmatig last van vlakke plaatsen op de wielbanden of zelfs verschoven wielbanden. Deze werden veroorzaakt wanneer de wielen blokkeerden en over de rails schoven bij een remming. Ook nieuw was modulaire uitvoering van de apparatenkasten onder de rijtuigbak. Hierdoor konden defecte delen gemakkelijker vervangen worden door nieuwe of gereviseerde delen. Het gehele treinstel was voorzien van schuifdeuren met een breedte van 60 centimeter. Door deze deur kon er slechts 1 persoon per keer in of uit stappen. Bij de deuren waren bordjes geplaatst waar men in moest stappen of uit stappen. Deze bordjes konden verlicht worden en wisselend voorzien van de teksten IN of UIT. Zo kon men zonder dringen de trein in komen of verlaten. Van het idee met klapdeuren was men afgestapt. Het treinstel werd door middel van 60 Watt gloeilampen verlicht.

De besturing van het treinstel geschiedde elektro-pneumatisch. Het maken en verbreken van de stroomkringen verliep via weerstanden met behulp van hoogspanningsrelais. Deze werden aangestuurd door de stuurstroom, afkomstig van het laagspanningscircuit. Deze werd opgewekt met behulp van . Deze tractiestroom regeling is een ontwerp van Westinghouse, welke later door de NS en de bouwers is verbeterd en toegepast tot aan Plan V. Deze regeling wordt aangestuurd door een volgordewals. Deze wals neemt een zekere stand in, afhankelijk van de ingestelde rijstand van de rijcontroller. Hierdoor werd de rijwals bediend, welke op elektro-pneumatische wijze de rijschakelaars bediend. De rijweerstanden werden op deze manier geopend en gesloten. Door het afschakelen van deze weerstanden gaat er een grotere stroom naar de motoren lopen, waardoor de snelheid toeneemt. Door elektrische en pneumatische verbindingen in de Scharfenbergkoppelingen kon er in treinschakeling gereden worden met Mat '35, Mat '40, Mat '46 en Mat '54.

De treinstellen waren bij hun aflevering donkergroen geschilderd. Het dak en de schortplaten waren aluminium kleurig. Bij de overgang tussen het groen en aluminium was een rode bies geschilderd. De bies aan de onderzijde was dikker dan aan de bovenzijde. Op de koppen was deze bies als brede band uitgevoerd. Door de oorlogsdreigingen werd het dak en de schortplaten donkergrijs geschilderd. Aan het begin van de jaren ’50 werden de treinstellen in een lichtere kleur groen geschilderd. Vanaf 1958 werden de rode biezen vervangen door een gele snor in een V vorm voor een betere zichtbaarheid. Deze proefsnor werd na een aantal jaren vervangen door een vijfharige snor. De rode biezen aan de zijkant van het treinstel werden hierbij ook geel gemaakt. De treinstellen 211 - 215 en de 441 - 453 hebben altijd hun donkergroene kleur behouden. Een uitzondering hierop vormde de 448. Deze werd bij de grote revisie in 1959 in de lichtere kleur groen met zandgele proefsnor geschilderd. Van de serie 401 - 419 waren de 405, 413, 416 en de 418 in deze lichtgroene kleur geschilderd. Aan de buitenzijde waren de treinstellen eveneens voorzien van klasse borden. In juni 1956 werden deze aangepast na afschaffing van de luxueuze eerste klas. De tweede klas werd hierbij eerste klas en de derde klas werd tweede klas.

El2

Een tweewagenstel bestaat uit twee rijtuigen, de BCk en Ck. Bij de rijtuigovergang zijn de beide bakken op hetzelfde midden draaistel geplaatst.

BCk

Het BCk rijtuig bevatte een volledige elektrische installatie. Het draaistel onder de cabine bevat de tractiemotoren. Vanaf de cabine bevinden zicht twee compartimenten tweede klas, waarbij een geschikt was voor roken en de ander niet roken. Beide compartimenten boden aan totaal 24 reizigers een zitplaats. De banken zijn voorzien van donkergrijs trijp met een tijgerstreepmotief. In het midden bevonden zicht twee kleine balkons voor het in en uit stappen. Daar tussen waren twee toiletten geplaatst. Vanaf het midden balkon tot aan de rijtuigbakovergang bevond zich een open afdeling derde klas met 32 zitplaatsen. Hier waren de banken bekleed met donkergroen linnendoek. Voor de bakovergang bevond zich een klein balkon.

Ck

Het BCk rijtuig bevatte een volledige elektrische installatie. Het draaistel onder de cabine bevat de tractiemotoren. Na de bakovergang bevindt zich een balkon voor in en uitstappers, gevolgd door een open afdeling derde klas met 32 zitplaatsen. In het midden van het rijtuig bevindt zich een groot balkon. Hierna volgt een open afdeling met 32 zitplaatsen en een klein balkon. Tussen het balkon en de cabine is een kleine bagage afdeling van 2,5 meter en een laadvermogen van 1 ton. In deze bagage afdeling zijn ook de vijzels opgeborgen. Hiermee kon het treinstel weer in het spoor geplaatst worden na een ontsporing.


ElD3

Een driewagenstel bestaat uit drie rijtuigen, Bk + Ce + CDk. Ieder rijtuig rust op zijn eigen draaistel, in tegenstelling tot de tweewagenstellen.

Bk

Het Bk rijtuig bevat een volledige elektrische installatie. In beide draaistellen bevinden zich tractie motoren. Vanaf de cabine zijn er twee open afdelingen tweede klas met elk 12 zitplaatsen. In het midden van het rijtuig is een balkon opgenomen, waarin ook twee toiletten zijn geplaatst. Vanaf het balkon tot aan de bakovergang zijn er vier coupés met ieder 6 zitplaatsen. De banken zijn voorzien van donkergrijs trijp met een tijgerstreepmotief.

Ce

Het Ce rijtuig bezit op het dak een reserve pantograaf. Deze kon gebruikt worden wanneer de pantograaf op het Bk of CDk rijtuig defect raakte. Aan de zijde van het Bk rijtuig is het rijtuig voorzien van een open afdeling derde klasse met 40 zitplaatsen. In het midden is het rijtuig voorzien van twee toiletten, welke grenzen aan twee balkons. Deze balkons geven toegang tot de open afdelingen. De open afdeling aan de zijde van het CDk rijtuig biedt aan 40 reizigers een zitplaats. De banken zijn bekleed met donkergroen bedrukt linnendoek.

CDk

Het CDk rijtuig bevat een volledige elektrische installatie. In beide draaistellen bevinden zich tractie motoren. Vanaf de bakovergang is er een afdeling derde klas met zitplaatsen. Op het midden balkon Na het midden balkon volgt nog een open afdeling derde klas met zitplaatsen. Deze afdeling wordt afgesloten met een eindbalkon. Aansluitend aan dit balkon bevindt zich de bagageafdeling van 6,5 meter. Deze bagageafdeling heeft een draagvermogen van 2,5 ton. De banken zijn bekleed met donkergroen bedrukt linnendoek.

Vanaf 1942 werden bijna alle treinstellen verlengd met een extra tussenrijtuig. De tweewagenstellen kregen afhankelijk van het moment van verlenging een tussenrijtuig met of zonder bagageruimte. De driewagenstellen kregen alle een tussenrijtuig derde klas. Zie ook onder wijzigingen.


Inzet

Op 7 mei 1938 werden de treinstellen die afgeleverd waren, in dienst gesteld. De treinstellen werden vooral ingezet in de elektrisch berijdbare langeafstandsverbindingen op het Middennet. Dit bestond uit de lijnen vanuit Utrecht naar het Amsterdamse Weesperpoort station, Den Haag SS en Rotterdam Maas enerzijds en Eindhoven en Arnhem, en vanaf 1940 ook naar Nijmegen, anderzijds. Deze spoorlijnen werden vanaf dat moment elektrisch berijdbaar.

Hoewel op de Hofpleinlijn het ZHES materieel de basis voor de dienst vormde en op de lijnen naar IJmuiden en Zandvoort het blokkendoosmaterieel, werden de driedelige treinstellen ook op deze lijnen ingezet en werden daarbij versterkt met de tweedelige treinstellen. In de rustige uren kon er ook volstaan worden met een tweedelig treinstel.

Na de Tweede Wereldoorlog kwamen de eerste bruikbare treinstellen op die lijnen te rijden die van oorlogsschade hersteld waren en zo de dienst mede draaiende konden houden naast het blokkendoosmaterieel. Uitbreiding van inzet volgde al snel in verband met de elektrificatie van de spoorlijnen Amsterdam - Amersfoort (1946) en naar Zuid-Limburg (1950) en werd het Mat '36 hier ook ingezet. Aan het eind van de jaren '40 rijden de treinstellen met name tussen Rotterdam en Hoek van Holland. Ook zijn de treinstellen te zien tussen Amsterdam en Zandvoort en op de oude lijn. Een combinatie van een ElD3 en een El2 doen zelfs dienst met een ElD5 Materieel'40 op de Oude Lijn. Op zondag staan zij met name op reserve voor extra treinen en versterking naar de kust. Doordeweeks worden de kleine treinstellen ook ingezet als versterkingstreinstel op de Oude Lijn. Een tweewagenstel werd ook regelmatig ingezet met de nachtbootexpress, samen met een ElD5 Materieel'40 en een Pec. Een ElD3 is bestemd voor de dagbootexpress, terwijl een ElD4 beschikbaar is om de ElD3 waar nodig te versterken. Negen andere ElD4 treinstellen zijn actief in de serie 600 tussen Rotterdam Maas/Den Haag Staatspoor en Eindhoven via Utrecht. Dit duurt tot 8 oktober 1948 als zij afgelost worden door de nieuwe ElD4 treinstellen Materieel'46. Ook rijden enkele treinstellen op de Oude Lijn tussen Dordrecht en Amsterdam. De tweewagenstellen rijden op de Hofpleinlijn (Rotterdam Hofplein - Den Haag Hollands Spoor/Scheveningen). Dit doen zij samen met ElD2 treinstellen Materieel'40. Tot aan hun afvoer zijn de treinstellen op deze lijn te vinden.

Eind jaren '50 ging het Materieel'36 meer naar Noord-Holland, met name naar Alkmaar om het blokkendoosmaterieel dat aan het einde van zijn levensduur kwam af te kunnen lossen. Deze inzet duurde vervolgens tot 1964/1965, toen de stellen vervangen werden door Plan T.

Vanaf 1959 namen de vierwagenstellen bijna de gehele dienst over op de stoptreinen tussen Amsterdam en Amersfoort. Hiermee maakten zij ook hier blokkendozen vrij, die konden worden afgevoerd, verbouwd konden worden voor de getrokken dienst en (gedeeltelijk) verbouwd werden als dienstmaterieel. Later, vanaf begin 60 'er jaren deelde zij de diensten op deze lijn met hondekoppen uit de groep 761-774 die ook in de Lijnwerkplaats Amsterdam Zaanstraat in onderhoud waren.

Vanaf 1953 werd het werkterrein verder uitgebreid naar onder andere de lijn Zwolle - Arnhem - Nijmegen waarvan de electrificatie gereed gekomen was. Deze inzet duurde tot 1963, waarna zij vervangen werden door Materieel’46 waar zij de diensten al mee deelden.

Tot aan de afvoer reden de vierwagenstellen hoofdzakelijk tussen Utrecht en Baarn/Zwolle, Amersfoort en Amsterdam en Utrecht via Hilversum naar Amsterdam. De driewagenstellen werden met name ingezet tussen Amsterdam en IJmuiden via Haarlem. Zij reden tot aan Santpoort Noord samen met de trein, welke bestond uit een treinstel ElD5 Materieel’40, die vervolgens doorreed naar Alkmaar


Onderhoud

Met de elektrificatie van het zuiden, kwamen vanaf 1949 enkele treinstellen in onderhoud in de lijnwerkplaats Maastricht. In de laatste jaren van hun actieve loopbaan waren de treinstellen in onderhoud in Amsterdam Zaanstraat.


Revisie

Bij de laatste grote revisie in de jaren ’50 werden een aantal treinstellen in een nieuwe beschildering geschilderd. De treinstellen werden hierbij lichtgroen en kregen zandgele biezen tussen de bak en de schortplaten en dak. Op de kop kwam een vijfharige snor. Het interieur werd hierbij vanaf 1958 ook aangepast.


Bijzondere uitvoeringen

  • Na zijn afvoer in 1966 werd de 619 verhuurd aan luchtdruk- en pompenfirma Grasso uit ’s Hertogenbosch. Het treinstel werd ontdaan van het Be rijtuig. De drie resterende rijtuigen werd oranje geschilderd en voorzien van de tekst 'Perslucht Expres Europa’ onder de ramen. Doordat het treinstel niet meer op eigen kracht kon rijden, werd het getrokken door een diesellocomotief serie 2200. Het treinstel werd het gehele land door getrokken en bleef steeds enkele dagen staan op de stations. Het treinstel heeft zo van oktober 1966 tot juni 1967 rondgereden. In juli 1967 werd het oranje treinstel gesloopt.
  • Als enige heeft de 625 een NS logo gekregen. Het treinstel was op dat moment al buiten dienst gesteld. Het treinstel werd gebruikt voor een reclamespot in het kader van Veilig Verkeer Nederland, waarbij gewezen werd op veiligheid rond spoorwegovergangen. Het treinstel werd ontdaan van zijn middenbakken en door een diesellocomotief geduwd en afgestoten. Het treinstel botste op een overweg op een vrachtwagen, die daar hoegenaamd met pech stond.


Wijzigingen

  • In 1939 worden de treinstellen voorzien van donkergrijze daken en schortplaten. Vanwege de naderende oorlogsdreiging valt het aluminiumkleurige dak erg op in het landschap vanuit de lucht. De front- en sluitseinen krijgen verduisterende kappen gemonteerd, om zo min mogelijk licht uit te stralen. Om de reizigers op de deuren te wijzen, werden de treeplanken wit geschilderd.
  • Bij aflevering zijn de klasse borden zwart met witte letters. Vanaf 1947 werd het tweede klasse bord geschilderd op een witte achtergrond en zwarte cijfers.
  • Bij revisies die vanaf 1958 werden gegeven, werd de bekleding in de derde klas gewijzigd. Het donkergroene linnendoek werd vervangen door grijsgroene skai bekleding. In de tweede klas werd het donkergrijze trijp vervangen door lichtgroen pluche.
  • Vanaf 1957 werd bij de eerste klas rijtuigen een gele streep aangebracht om zo de zichtbaarheid van de eerste klas te verbeteren.
  • Treinstel 440 kreeg in een snelschakelaar ingebouwd. Deze zouden bij de tweede serie van het Materieel '54 worden ingebouwd in plaats van de . Het bleef hiermee het enige treinstel van de serie.
  • Treinstel 440 werd na afvoer in september 1968 ingekort tot een tweewagenstel. Het krijgt hierbij zijn oude nummer 252 terug. Het treinstel zal gebruikt gaan worden voor puls sturingen. Het komt echter niet zo ver en het treinstel begint aan diverse omzwervingen door het land. Het treinstel wordt in Blerick opgeborgen. Toen het daar weg moest, ging het naar Maastricht. Het gaat van Maastricht naar Amsterdam Watergraafsmeer. In 1972 gaat het treinstel naar Haarlem door bemoeienis van twee spoorwegliefhebbers. In 1977 gaat het treinstel naar Amersfoort, waar het in de buitenlucht staat. In 1980 wordt het gevandaliseerde treinstel naar de Hoogovens in Beverwijk gebracht. Het treinstel is overgenomen door de STIBANS en die mag het treinstel stallen op het terrein van de Hoogovens.


Verlenging met extra bak

Alle treinstellen, op 5 na, zijn in de loop der jaren verlengd met een extra tussenrijtuig. Als eerste werden 29 treinstellen El2 voorzien van een midden rijtuig met bagageafdeling in de jaren 1941-1942. In 1942 werden alle driewagenstellen verlengd met een extra midden rijtuig, zodat zij als ElD4 gingen rijden. Vanaf 1950 werden alle nog resterende tweewagenstellen verlengd met een extra rijtuig. Dit rijtuig was niet gelijk aan het ingebouwde rijtuig dat de eerste 29 treinstellen kregen. De bagage afdeling was namelijk niet opgenomen, zodat de benaming veranderde van El2 naar El3


Van El2 naar ElD3

Een deel van deze serie werd vanaf 1941 verlengd door toevoeging van een extra middenbak. Reeds in december 1939 was hiervoor opdracht gegeven. Voor de tweetjes werd een CDo rijtuig gebouwd. Deze CDo rijtuigen waren bestemd voor de 29 tweedelige treinstellen 235 – 263. In 1941 werden 15 treinstellen verlengd en in 1942 werden 14 treinstellen verlengd. De verlengde tweedelige stellen naar driedelige stellen kregen de nummers 401-429. De CD rijtuigen werden door Werkspoor gebouwd. Deze rijtuigen waren aan een zijde voorzien van een gemeenschappelijk draaistel. Aan de andere zijde werd dit rijtuig geplaatst op het reeds bestaande draaistel dat al in het midden aanwezig is. Het rijtuig is aan de zijde van de Ck voorzien van een bagage afdeling. Deze is aan weerszijden bereikbaar via een rolluik. Deze bagage afdeling heeft een lengte van 6 meter en een draagvermogen van . Tussen de bakovergang en de bagage afdeling is een toilet geplaatst. Aan de andere zijde van de bagage afdeling is een keuken geplaatst. Deze keuken grenst aan het midden balkon. Na het midden balkon volgt een open afdeling met 32 zitplaatsen derde klasse. Aan de bakovergang zijde met het BCk rijtuig bevindt zich eveneens een klein balkon. Op het dak van dit rijtuig bevinden zicht twee waterreservoirs. Een is voor het toilet en de ander is voor de keuken. De plaatsing van het midden rijtuig geschiedde in willekeurige volgorde. Hierdoor komt het bakcode nummer van het nieuwe rijtuig niet overeen met de bakcode nummers van het treinstel waar het in geplaatst werd. Het bakcode nummer van dit rijtuig is 309.


Oorspronkelijk nummer Nieuw nummer Bakcode Verlenging Oorspronkelijk nummer Nieuw nummer Bakcode Verlenging Oorspronkelijk nummer Nieuw nummer Bakcode Verlenging
235 401 309.013 245 411 309.011 255 421 309.028
236 402 309.009 246 412 309.018 256 422 309.027
237 403 309.025 247 413 309.023 257 423 309.015
238 404 309.002 september 1941 248 414 309.019 258 424 309.026
239 405 309.021 249 415 309.016 259 425 309.024
240 406 309.003 250 416 309.012 260 426 309.008
241 407 309.005 251 417 309.029 261 427 309.007
242 408 309.017 252 418 309.020 1942 262 428 309.014
243 409 309.006 253 419 309.010 263 429 309.01
244 410 309.004 254 420 309.022


Van El2 naar El3

Nadat er 29 treinstellen verlengd waren in de jaren 1941 en 1942, werd er gedacht om de resterende 24 treinstellen ook te verlengen met een midden rijtuig. Inmiddels traden er capaciteitsproblemen op met de treinen op de Hofpleinlijn, zodat verlenging van de overige 24 treinstellen in beeld kwam. Door de oorlog werd de verlenging niet uitgevoerd. Pas bij de grote schadeherstellingen na de oorlog werden de nieuwe rijtuigen gebouwd en in de treinstellen geplaatst door de Hoofdwerkplaats Haarlem. In tegenstelling tot de eerste serie midden rijtuigen hadden de nieuwe rijtuigen geen bagage afdeling. Hier voor was in de plaats een grote afdeling derde klasse gelegen. Vanaf de bakovergang bij het Ck rijtuig is er een klein balkon, gevolgd door een open afdeling derde klasse met 32 zitplaatsen. In het midden van het rijtuig is een groot balkon met twee toiletten. Daarna volgt een open afdeling met 24 zitplaatsen derde klasse. Bij de bakovergang met het BCk rijtuig is een klein balkon. Op het dak zijn er meer ventilatoren geplaatst en het water reservoir. In totaal werden 13 treinstellen verlengd met dit tussenrijtuig. Dit gebeurde in willekeurige volgorde. De verlengde treinstellen werden tevens vernummerd in een aansluitende serie 441 - 453. De nieuwe nummering is gebaseerd op de bakcode nummering van het nieuwe midden rijtuig. De bakcode van dit midden rijtuig is 318.

Oorspronkelijk nummer Nieuw nummer Bakcode Verlenging Oorspronkelijk nummer Nieuw nummer Bakcode Verlenging Oorspronkelijk nummer Nieuw nummer Bakcode Verlenging
213 441 318.001 217 446 318.006 222 450 318.010
228 442 318.002 211 447 318.007 226 451 318.011 augustus 1949
229 443 318.003 221 448 318.008 225 452 318.012
231 444 318.004 216 449 318.009 219 453 318.013
223 445 318.005


Van ElD3 naar ElD4

Bij de bouw van de treinstellen werd er rekening gehouden met het plaatsen van een extra rijtuig in het treinstel. In december 1939 werd dan ook opdracht gegeven om de treinstellen te verlengen met het extra rijtuig. Dit rijtuig was eveneens een derde klas rijtuig en bijna identiek aan het Ce rijtuig. Allan bouwde in totaal 36 rijtuigen, welke qua indeling gelijk waren aan het Ce rijtuig. Ook hier waren twee open afdelingen met ieder 40 zitplaatsen derde klas. In het midden van het rijtuig waren twee balkons en twee toiletten geplaatst. Aan de buitenzijde viel het ontbreken van een stroomafnemer op. De plaatsing van het extra rijtuig gebeurde tijdens een revisiebeurt en niet op nummer volgorde. Hierdoor kwam de bakcode nummering van het C rijtuig niet overeen met de rest van het treinstel. Het nieuwe C rijtuig kreeg als bakcode nummer 310.

Nummer Bakcode C Verlenging Nummer Bakcode C Verlenging Nummer Bakcode C Verlenging
601 310.018 614 310.022 626 310.029
602 310.016 615 310.008 627 310.028
603 310.001 616 310.005 628 310.024
604 310.014 617 310.026 629 310.035
605 310.013 618 310.023 630 310.034
606 310.010 619 n.v.t. n.v.t. 631 310.011
607 310.003 620 310.017 632 310.032
608 310.004 621 310.030 633 310.027
609 310.006 622 310.019 634 310.031
610 310.002 623 310.010 635 310.010
611 310.015 624 310.033 636 310.036
612 310.009 625 310.021 637 310.012
613 310.007


Vernummeringen

Tijdens de Tweede Wereldoorlog ging er een deel van het materieel verloren en een aantal treinstellen werden afgevoerd in oostelijke richting. Een deel kwam na de oorlog niet meer terug in dienst. Hierdoor werd het materieel vernummerd om aaneengesloten reeksen te krijgen. De hoge nummers werden op de verloren gegane treinstellen vernummerd. Het restantenstel 640 kreeg hierbij het nummer 602. De vijf niet verlengde tweewagen stellen werden in een aansluitende serie genummerd, 211 - 214. Toen in 1951 de 234 terugkwam uit Polen werd deze na herstelling vernummerd in 215.

Nieuw nummer Oorspronkelijk nummer Nieuw nummer Oorspronkelijk nummer
211 224 603 637
212 220 607 636
213 218 611 635
215 234 615 634
401 429 617 633
404 424 618 631
405 423 619 629
410 422 620 630
412 422 623 628
602 640 624 626


Om dubbele nummers te voorkomen met de nieuwe treinstellen Plan V werden in 1966 de vier nog resterende treinstellen uit de serie 401-419 vernummerd naar 437-440. De andere treinstellen uit deze serie waren reeds afgevoerd.

Oorspronkelijk nummer Nieuw nummer
405 437
413 438
416 439
418 440


Schadegevallen

  • Op 25 januari 1942 botste treinstel 636 te Vleuten met stoomlocomotief 3926. Hierbij raakte de CDk en Ce van de 636 zo zwaar beschadigd, dat zij werden gesloopt. Door Werkspoor werden twee nieuwe rijtuigen gebouwd voor het treinstel. Deze rijtuigen wijken op een paar punten af ten opzichte van de reeds bestaande rijtuigen. De dak ventilatoren kregen een andere plaats en de schuifdeuren werden verbeterd. Het nieuwe CDk rijtuig kreeg het bakcodenummer 306.038 en de Ce 307.038. Het treinstel werd op afgeleverd.


  • Op 18 februari 1965 botst de 212 ter hoogte van Beverwijk met locomotief. Het treinstel loopt hierbij schade op aan de. Gezien de leeftijd wordt het treinstel niet meer hersteld en voor sloop afgevoerd op 31 maart 1965.


Bakwisselingen

Bakwisselingen na de Tweede Wereldoorlog

In totaal zijn er 112 rijtuigbakken naar Duitsland overgebracht. Vanuit daar zwierven zij door Europa. In Nederland waren slechts 20 rijtuigbakken voor handen. Van de stellen die in Nederland zijn gebleven, zijn onder andere de 402, 405, 411, 412, 413, 416, 421 en 429. Om toch weer snel treinen te kunnen rijden, zijn er uit de beste rijtuigen nieuwe treinstellen geformeerd. Sommige treinstellen konden in hun originele samenstelling worden afgeleverd. Ook kwamen losse rijtuigen uit het buitenland terug in Nederland, die niet altijd direct in een treinstel geplaatst konden worden door de oorlogsschade. De C rijtuigen waren nog lastiger terug te plaatsen in treinstellen, omdat zij niet op nummervolgorde in de verlengde treinstellen zijn geplaatst.

Herstellingen aan het materieel werd door Werkspoor, Beijnes, Allan en de Hoofdwerkplaats in Haarlem uitgevoerd. Niet alle rijtuigbakken kwamen voor herstel in aanmerking. Zo werden in de 1948 de 603, 611, 618, 619, 627 en enkele andere bakken gesloopt.

  • Omdat er grote onduidelijkheid bestond over de terugkomst van treinstellen en rijtuigbakken, werd op 1 september 1945 van enkele bruikbare rijtuigbakken een nieuw treinstel gevormd. Dit werd de 640, bestaande uit de CDk 607 + C 607 + Ce 616 + CDk 610. Het was hiermee afwijkend samengesteld vanwege het ontbreken van het Bk rijtuig. Een van de CDk rijtuigen deed daarom dienst als BDk, echter zonder aanpassingen in het interieur. Rond 1950 werd de CDk 610 vervangen door de Bk 618. Ook deze samenstelling was geen lang leven beschoren. Na afronding van het herstelprogramma in 1953 werden nog een aantal rijtuigbakken gewisseld. De CDk 607 werd hierbij vervangen door de CDk 603.
  • Uit vier resterende rijtuigbakken werd driewagenstel 461 gevormd, bestaande uit de CDk 610 + Ce 613 + Bk 607. De overblijvende Bk 627 werd alsnog gesloopt. De Ce 613 was oorspronkelijk een C rijtuig. Bij de verlenging werd dit rijtuig in stel 629 geplaatst. Het rijtuig werd voorzien van een volledige elektrische installatie en kreeg een pantograaf op het dak. Ook het interieur werd gewijzigd. De derde klas bekleding werd vervangen door een tweede klas bekleding. Aan de buitenzijde kwamen omkeerbare klasse borden. Deze borden konden zowel aangeven of het rijtuig bedoeld was voor de tweede of derde klas. Op 11 maart 1954 kwam het treinstel in dienst. Vanaf 1956 veranderde dit tussen eerste en tweede klas. Het treinstel werd donkergroen geschilderd met rode biezen en aluminiumkleurig dak en schortplaten. Dit treinstel werd bekend onder de naam “Concertbak”. Het Concertgebouw orkest maakte veelvuldig gebruik van dit treinstel tijdens tournees.


Afvoer

Na de oorlog worden als eerste de tweewagenstellen 211 - 215 afgevoerd. Het eerste stel, de 211, werd in september 1959 afgevoerd. Vervolgens is de rest van de serie aan de beurt. De oude treinstellen worden vervangen door de laatste generatie Materieel '54 (stellen 371 - 393 en 761 - 786) en vanaf 1964 door Plan T en Plan V.

Het bijzondere treinstel 461 wordt op 16 september 1964 afgevoerd.

De 411 werd in december 1964 afgevoerd, maar hij reed zijn laatste rit pas op 10 maart 1965.

In september 1968 worden de laatste treinstellen uit de serie 437 - 440 afgevoerd. Sommige treinstellen blijven na deze datum echter nog doorrijden. Zo zijn de 437 en 438 op 19 september afgevoerd, maar rijden zij door tot 2 oktober. Op 19 september 1968 werd de 440 afgevoerd. Op 30 september 1968 rijdt het zijn laatste dienst. Het is hiermee 1 van de laatste driewagenstellen dat wordt afgevoerd. Het treinstel zal bewaard blijven ten behoeve van proefnemingen, waarbij de tractiebesturing elektronisch geregeld zou worden. Zo ver komt het echter niet. Sloop dreigt voor het treinstel, tot dat het overgenomen wordt door de STIBANS.


Gevolgen van de Tweede Wereldoorlog

Door bombardementen en het wegvoeren van het materieel, zijn er treinstellen en rijtuigbakken afgevoerd en gesloopt.


Bombardementen

  • Tijdens de bombardementen in de meidagen van 1940 op Rotterdam werd de 619 getroffen door een bom op 11 mei 1940. Hierbij raakte het treinstel zwaar beschadigd. Het treinstel werd niet meer hersteld en werd gesloopt.


Afvoer naar het oosten

In de Tweede Wereldoorlog zijn in totaal 112 rijtuigbakken naar het oosten weggevoerd. In de periode 1945 - 1948 komen de meeste rijtuigbakken weer terug naar Nederland. Van de treinstellen die terugkomen, worden lang niet allemaal hersteld. Sommige treinstellen worden in zijn geheel afgevoerd en gesloopt. Ook worden rijtuigbakken opnieuw gebruikt om andere treinstellen op de baan te krijgen. Het kon hierbij voorkomen dat alle rijtuigbakken van een treinstel in een ander treinstel terecht kwamen, maar dat het treinstelnummer verdween uit de nummering. Van de stellen die niet weggevoerd zijn geweest, zijn de 405, 412 en 421 alsnog gesloopt. De schade aan deze stellen was dermate groot, dat het herstel niet meer zinvol was. Van de 11 tweedelige stellen die er op papier zijn, worden er maar 4 van in dienst gesteld. Het gaat hierbij om de 214, 218, 220 en 224. Deze worden vernummerd in de serie 211 - 214.


  • Treinstel 234 wordt in 1949 als vermist afgevoerd. In december 1951 komt het treinstel terug uit Polen. Het wordt hersteld en in juni 1952 wordt het in dienst gesteld als treinstel 215.
  • De 418 wordt weggevoerd en keert pas in 1948 weer terug in Nederland. Het treinstel is beschadigd en het wordt aan de lange lijst van te herstellen materieel toegevoegd. Op 1951 wordt het treinstel hersteld afgeleverd.

Na de oorlog bleven in Oost Europa diverse rijtuigen, locomotieven en treinstellen vermist. Na 1948 wordt er geen materieel meer teruggegeven aan de oorspronkelijke eigenaren. Na de oorlog blijven de CDk 624 en CDk 632 vermist in Polen. Ook blijven er bakken van de 401, 404, 426, 428, 602, 615, 617, 620, 624 en 632 vermist in het oosten.

In de DDR hebben twee treinstellen gereden, bestaand uit rijtuigbakken van materieel '36. Het elektrische treinstel ET25 201 (Baureihe 285.2) bestond uit de Bk 628 + Ce 628 + C 602 + CDk 615. Daarnaast bestond er een vierdelig dieseltreinstel VT 137 902, welke drie onbekende rijtuigbakken bevatte van materieel '36.


Museummaterieel

Van de 90 gebouwde treinstellenen is er slechts 1 bewaard gebleven. Het gaat hierbij om de 252, welke door inspanningen van de STIBANS bewaard blijft. In 2009 gaat het treinstel over naar het Spoorwegmuseum

  • STIBANS

Dankzij STIBANS bleef één treinstel bewaard. Treinstel 440 (voorheen 418) werd ingekort tot het oorspronkelijke tweedelige treinstel en vernummerd naar 252. Het midden rijtuig werd in de 439 geplaatst en werd als vierdelig stel naar sloper Koek in Mijdrecht overgebracht. Doordat de plannen steeds wijzigden, werd het treinstel regelmatig versleept. Zo stond het treinstel onder andere in Blerick, Maastricht, Amsterdam Watergraafsmeer en Rietland. In 1972 gaat het treinstel naar Haarlem na een oproep in het NVBS blad Op de Rails. In Haarlem wordt het treinstel provisorisch hersteld en weer wind en waterdicht gemaakt. In deze tijd werden ook vele onderdelen van andere treinstellen veilig gesteld voor de eventuele restauratie. Zo is een deel van het interieur (1e klas) afkomstig uit het Ak rijtuig van de 1811 (mat'40). Het interieur tweede klas komt uit de 282 (mat’46). In januari 1977 gaat het stel naar Amersfoort. Hier vinden conserverende werkzaamheden plaats. Alle onderdelen werden verwijderd, gelabeld en opgeslagen tot aan een eventuele revisie. In 1979 wordt de STIBANS opgericht door een aantal liefhebbers van het treinstel. Zij ontfermen zich onder andere over de 252. Het treinstel 252 diende echter van de NS sporen te verdwijnen en zo bracht het stilstaand zijn tijd door met diverse omzwervingen door het land. Het treinstel werd van Amersfoort naar de Hoogovens in Beverwijk gebracht in 1980. Hier stond het treinstel tot

Vanaf 2002 staat het treinstel in Blerick. Hier staat het treinstel beschermd tegen weersinvloeden en kan er begonnen worden met het opknappen van het treinstel.

Het treinstel wordt af en toe tentoongesteld tijdens evenementen en open dagen. Zo is het treinstel te zien tijdens NS 150 in Utrecht. Hiertoe is het treinstel in de groene kleur geschilderd.

Op 19 januari 1995 werd het treinstel door de Mat’54 372 van de Dijksgracht naar de Hoogovens gesleept. Het treinstel was afkomstig van het Philips terrein in Roosendaal Het treinstel werd regelmatig geschilderd en geconserveerd.

In 1995 werd een open dag opgeluisterd in Onnen.

Roosendaal spoort op 3 en 4 juli 2004. In oktober 2004 luistert het stel een open dag op voor familieleden van het personeel van de werkplaats Leidschendam. Op 9 april 2005 is het stel aanwezig op de open dag in Alkmaar. Op 25 mei 2006 stond het treinstel ter bezichtiging in Den Haag Centraal in het kader van de overdracht van de Hofpleinlijn en de Zoetermeerlijn aan Randstad Rail.

Rond de eeuwwisseling ontvangt de STIBANS een aanzienlijk legaat van een van de donateurs, welke overleden is. Deze middelen worden aangewend om de revisie te gaan verwezenlijken, een droom die dan al 30 jaar oud is. De revisie zal bestaan uit vier onderdelen: cascorevisie, draaistelrevisie, technische revisie en inbouw interieur.

Op 12 april 2008 is het dan zo ver. Het treinstel wordt naar de werkplaats van SFW Delitzsch in de buurt van Leipzig, Duitsland overgebracht, waar het treinstel de cascorevisie krijgt. In 2009 is het treinstel eigendom geworden van het Spoorwegmuseum. Op 19 september 2009 wordt de overgang bekrachtigd op de donateursvergadering. De Vrienden van het Spoorwegmuseum stelt een bedrag beschikbaar om in Delitzsch ook de draaistel en technische revisie aan de tractiemotoren uit te laten voeren. Deze werkzaamheden zijn gereed op 10 november 2010.

  • Spoorwegmuseum

Op 10 februari 2011 kwam het treinstel weer naar Nederland, omdat verdere werkzaamheden aan het treinstel niet meer paste binnen de kernactiviteiten van de werkplaats na overname door een andere partij. Dit betekende namelijk dat de inbouw van het elektrische gedeelte en interieur elders moest plaats vinden. Op 26 februari 2011 is het treinstel overgebracht van Utrecht naar Blerick in afwachting van de verdere revisieplannen. De rit ging via de werkplaats Leidschendam om daar een boekpresentatie op te luisteren over dit materieeltype.

Het treinstel is op 13 januari 2012 door Plan U 114 en Pec 8502 overgebracht naar het Spoorwegmuseum vanuit Blerick. Vanwege de manifestatie 'Winterstation' in het museum, werd het treinstel buiten geparkeerd. Op 23 januari 2012 is het treinstel binnen geplaatst in wereld 4 en zal voor de ogen van het publiek gerestaureerd en rijvaardig gaan worden. Voor het treinstel is in 2014 een belangrijke rol weggelegd bij de viering van 175 jaar spoorwegen in Nederland. Nadat alle componenten, zoals compressoren en schakelapparatuur is aangebracht, zal het originele interieur worden ingebouwd. Op 14 augustus 2012 is Strukton Rail begonnen met het aanleggen van hoogspanningskabels op het dak van het treinstel. Eind september 2012 zal er begonnen worden met de apparaatkasten aan de onderzijde van het treinstel. Vervolgens zal aan het eind van 2012 het gehele treinstel voorzien zijn van nieuwe bekabeling in de vloer. Op 6 maart 2013 wordt het treinstel vanuit Utrecht naar Amsterdam gebracht via Amersfoort. Een dag later gaat het treinstel naar Blerick voor stalling. In het museum moet ruimte gemaakt worden voor tentoonstellingen. In Blerick kan ongestoord aan het treinstel gewerkt worden, zonder dat men het treinstel moet verplaatsen of werkzaamheden stil moet leggen voor bezoekers. In Blerick zal als eerst het interieur worden ingebouwd. Het treinstel kan dan aan het publiek worden getoond tijdens evenementen. Ook is het mogelijk om het treinstel tussen de 273 (Materieel'46) en 386 (Materieel'54) van het museum in te zetten. Na de inbouw van het interieur zal met de elektrische revisie worden begonnen.


Afleverdata

Afleverdata El2

Stelnummer Afleverdatum In dienst In revisie Uit revisie In revisie Uit revisie Ter zijde Sloop(rit)
211 1937 31 juli 1962
212 1937 1948 Vermist in WO II
213 1937 28 juni 1966 mei 1967
214 1937 29 april 1965
215 1937 1948 1948
216 1937 6 december 1964
217 1937 13 maart 1962
218 1937 30 april 1963
219 1937 3 juni 1965 oktober 1965
220 1937 31 maart 1965
221 1937 april 1959 28 februari 1967
222 1937 28 december 1962
223 1937 11 oktober 1967
224 1936 1937 23 september 1959
225 1937 oktober 1962
226 1937 8 februari 1962
227 1937 1948 1948
228 1937 24 december 1963
229 1937 28 september 1962
230 1937 24 augustus 1948 1948
231 1937 28 maart 1962
232 1937 1948 1948
233 1937 1948 vermist in WO II
234 1937 13 maart 1962
235 1937 1948 vermist in WO II
236 1937 31 december 1965
237 1937 28 december 1962
238 1937 1949 vermist in WO II
239 1937 1947
240 1937 13 maart 1962
241 1937 6 juli 1960
242 1938 27 december 1960
243 1938 13 maart 1962
244 1938 1948
245 1938 december 1964
246 1938 24 augustus 1948
247 1938 19 september 1968
248 1938 13 maart 1962
249 1938 21 september 1965
250 1938 maart 1958 1964 14 september 1968 6 oktober 1969
251 1938 28 december 1962
252 1938 1938 19 september 1968 n.v.t. (NSM)
253 1938 28 december 1962
254 1938 28 december 1962
255 1938 1947
256 1938 8 februari 1962
257 1938 19 september 1968 juli 1969
258 1938 16 maart 1964
259 1938 1948
260 1938 1950 vermist in WO II
261 1938 1948
262 1938 1950 vermist in WO II
263 1938 11 november 1964


Afleverdata ElD3

Stelnummer Afleverdatum In dienst In revisie Uit revisie In revisie Uit revisie Ter zijde Sloop(rit)
601 1937 1965
602 1937 10 augustus 1949 vermist in WO II
603 1937 C + Ce + Bk: 24 augustus 1948
604 1937 30 mei 1968
605 1937 1964
606 1937 1965
607 1937 Bk: 16 september 1964
608 1937 augustus 1958 september 1964 15 januari 1970 mei 1971
609 1937 1964
610 1937 CDk: 16 september 1964
611 1937 CDk + C + Ce: 4 maart 1948
612 1937 1965 augustus 1966
613 1937 1966
614 1937 1964
615 1937 10 augustus 1949 vermist in WO II
616 1937 XX december 1967
617 1937 10 augustus 1949 vermist in WO II
618 1938 C + Ce: 4 maart 1948
619 1938 mei 1940 26 juni 1940
620 1938 10 augustus 1949 vermist in WO II
621 1938 1964
622 1938 1964 CDk: 4 maart 1948
623 1938
624 1938 10 augustus 1949 vermist in WO II
625 1938 december 1965 15 januari 1970 september 1970
626 1938 1965
627 1938 CDk + C + Ce: 4 september 1947; Bk: 1951
628 1938 Ce + Bk: 10 augustus 1949; CDk + C: XX augustus 1967
629 1938 C: 16 september 1964 1966 juli 1967
630 1938 1961
631 1938 1966 maart 1967
632 1938 10 augustus 1949 vermist in WO II
633 1938 1966
634 1938 XX augustus 1967 november 1967
635 1938 april 1965 XX december 1968 oktober 1969
636 1938 1965 oktober 1965
637 1938 maart 1965 15 januari 1970 mei 1970