Mijnspoor Staatsmijn Maurits - Staatsmijn Hendrik: verschil tussen versies

Uit Somda RailWiki
Naar navigatie springenNaar zoeken springen
 
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 40: Regel 40:
  
  
In 1947 wordt de lucht- en materiaalschacht van Staatsmijn Emma, genaamd Emma IV, aangesloten op de spoorlijn. Bij Schinnen krijgt deze lucht- en materiaalschacht een aansluiting. Hiermee wordt de reistijd van mijnwerkers uit Schinnen aanzienlijk verkort.
+
In 1947 wordt de lucht- en materiaalschacht van Staatsmijn Emma, genaamd Emma IV, aangesloten op de spoorlijn. Bij Schinnen krijgt deze lucht- en materiaalschacht een aansluiting. De schacht is gelegen tussen het Mijnspoor en de spoorlijn van de NS. Met de aanleg van de schacht wordt de reistijd van mijnwerkers uit Schinnen aanzienlijk verkort. Zij hoeven namelijk niet eerst naar Treebeek te reizen om ondergronds weer naar Schinnen te gaan.
  
 
Bij Beek wordt in 1950 de cokesfabriek Emma II aangesloten op de spoorlijn en in gebruik genomen. De cokesfabriek wordt in 1954 in gebruik genomen ter vervanging van de oude cokesfabriek. In 1968 wordt deze fabriek gesloten.
 
Bij Beek wordt in 1950 de cokesfabriek Emma II aangesloten op de spoorlijn en in gebruik genomen. De cokesfabriek wordt in 1954 in gebruik genomen ter vervanging van de oude cokesfabriek. In 1968 wordt deze fabriek gesloten.
 +
 +
De mijn wordt in 1973 gesloten. De aansluiting wordt tot 1974 gebruikt voor de aanvoer van kolen voor de elektriciteitscentrale op het terrein.
 +
 +
 +
* ''Curver''
 +
 +
In 1968 wordt het spoor met 2,5 kilometer verlengd naar industrieterrein Bouwberg in Brunssum. Hier laat Curver in 196 een nieuwe fabriek bouwen voor huishoudelijke producten aan de Boschstraat. De spoorlijn loopt richting het pompgebouw van de Staatsmijnen in het Schutterspark en loopt ten westen van de steenberg. De nieuwe spoorlijn volgt de Ganzepool, steekt de Boschstraat over en loopt  meter door in noordoostelijke richting. Hier is het mogelijk om terug te steken richting de Boschstraat. De laatste  meter heeft de aansluiting twee sporen waar goederenwagons geplaatst kunnen worden. In 1974 komt er een einde aan het vervoer per spoor als nagenoeg de gehele spoorlijn wordt opgebroken.
  
  
Regel 80: Regel 87:
 
* '''Limburgse mijnen en het spoor''' - {{Sc|R. Liebrand en P. van den Boorn}} - ''Maandblad: Op de Rails, 92e Jaargang - april 2024 Blz: 166-175 ''Uitgave: NVBS ISSN: 0030-3321''
 
* '''Limburgse mijnen en het spoor''' - {{Sc|R. Liebrand en P. van den Boorn}} - ''Maandblad: Op de Rails, 92e Jaargang - april 2024 Blz: 166-175 ''Uitgave: NVBS ISSN: 0030-3321''
 
* '''Limburgse mijnen en het spoor - naschrift''' - {{Sc|S. Jansen}} - ''Maandblad: Op de Rails, 92e Jaargang - juni 2024 Blz: 306-307 ''Uitgave: NVBS ISSN: 0030-3321''
 
* '''Limburgse mijnen en het spoor - naschrift''' - {{Sc|S. Jansen}} - ''Maandblad: Op de Rails, 92e Jaargang - juni 2024 Blz: 306-307 ''Uitgave: NVBS ISSN: 0030-3321''
 +
* '''Limburgse mijnen en het spoor - naschrift 2''' - {{Sc|S. Jansen en J. Roos}} - ''Maandblad: Op de Rails, 92e Jaargang - augustus 2024 Blz: 385-387 ''Uitgave: NVBS ISSN: 0030-3321''
 
----
 
----
 
<references></references>
 
<references></references>

Huidige versie van 23 okt 2024 om 18:11

De Mijnspoorweg tussen de staatsmijnen Maurits en Hendrik had een lengte van ongeveer 25 kilometer. In Nuth is er een verbinding tussen de spoorlijn van de Staatsmijnen en die van de Staatsspoorwegen.

Geschiedenis

Rond 1900 is de Nederlandse regering bezorgd over de winning van steenkool in Zuid-Limburg. Een aantal concessies zijn in handen van buitenlandse, particuliere investeerders. Hiermee stroomt het geld dat verdiend wordt met de winning van Nederlandse kolen naar buitenlandse handen. De regering besluit in 1901 dat er uitsluitend concessies verleend gaan worden aan staatsmijnen. In 1902 wordt door de regering de Dienst der Staatsmijnen opgericht. Uiteindelijk zullen er 4 Staatsmijnen worden opgericht. Voor de aanvoer van materialen en afvoer van kolen wordt gebruik gemaakt van de diensten van de Staatsspoorwegen. In de loop der jaren ontstaat er wrevel tussen beide staatsbedrijven. Voor de afvoer van kolen naar Nederlandse havens krijgt het Duitse Rheinisch-Westfälisches Kohlen-Syndikat een korting vanwege de hoeveelheid kolen die worden afgevoerd. De Dienst der Staatsmijnen moet echter de volle mep betalen voor de afvoer van kolen. De Staatsspoorwegen waren echter niet van plan om de Staatsmijnen ook een korting te geven. In 1910 besluiten de Staatsmijnen om een eigen spoorlijn aan te leggen vanaf Staatsmijn Emma naar het emplacement van het station van Nuth. De Staatsspoorwegen hadden hier weinig moeite mee. Als in 1917 de Belangengemeenschap Nederlandsche Spoorwegen actief wordt, blijft de Mijnspoorweg buiten deze belangengemeenschap.


Vanaf 1918 worden ook kolen uit Staatsmijn Hendrik bij Brunssum afgevoerd via deze spoorlijn. Voor de afvoer van mijnsteen uit beide mijnen wordt in 1922 een mijnsteenstort ingericht nabij de Brunssummerheide. In 19 wordt besloten om de spoorlijn te verlengen van Nuth naar het emplacement van Staatsmijn Maurits. Hiermee kunnen de kolen van de twee oostelijke mijnen gebruikt worden in de cokesfabriek van Staatsmijn Maurits. In 19 vragen de overige particuliere mijnen onder aanvoering van de Oranje Nassau-mijnen toestemming om een verbinding aan te leggen tussen de mijn Oranje Nassau III en het Mijnspoor bij Nuth over een lengte van 4,5 kilometer. Hiermee kan de industrie rondom de mijn Maurits beter bereikt worden, evenals de haven van Stein. Een wetsontwerp is al naar de Tweede Kamer gestuurd voor deze spoorlijn als de NS bezwaar maakt tegen dit voorstel. De NS ziet hiermee de concurrentie in het kolenvervoer toenemen en de door haar vervoerde volumes af nemen, wat de winstgevendheid onder druk zet. De kolen van deze mijnen zullen namelijk niet alleen via de Mijnspoorweg vervoerd gaan worden, maar ook per schip in noordelijke richting worden vervoerd. De directie roept de Tweede Kamer op om een einde te maken aan deze concurrentie, want ook de concurrentie van bussen en vrachtauto's neemt toe in deze periode. Uiteindelijk besluit de Tweede Kamer om geen toestemming te verlenen aan de Oranje Nassau mijnen voor de aanleg van het spoor. De tarieven om kolen per spoor te vervoeren worden verlaagd op verzoek van de Tweede Kamer.


Aanleg

In 1909 wordt begonnen met de aanleg tussen Nuth en Staatsmijn Emma. Via dit spoor worden materialen aangevoerd die gebruikt worden bij de aanleg van de mijn. In 1916 wordt de spoorlijn vanaf Staatsmijn Emma naar het noordoosten doorgetrokken naar de nieuwe Staatsmijn Hendrik. Net zoals bij Emma worden via dit spoor materialen aangevoerd voor de bouw van de mijn. In 1922 wordt de spoorlijn wederom verlengd in noordoostelijke richting. Ditmaal naar de Brunssummerheide waar mijnsteen gestort zal gaan worden. In 19 begint de aanleg van de verlenging van de spoorlijn. Vanuit Nuth wordt de spoorlijn in westelijke richting aangelegd naar het emplacement van Staatsmijn Maurits. Dit spoor wordt tussen Nuth en Spaubeek grotendeels parallel aangelegd met de spoorlijn van Heerlen naar Sittard. Bij Spaubeek wordt een viaduct aangelegd, zodat de Mijnspoorweg de spoorlijn tussen Heerlen en Sittard bovenlangs kan kruisen. Het spoor volgt de aan te leggen weg tussen Geleen en Heerlen (thans de snelweg A76). Met een onderdoorgang wordt de spoorlijn tussen Sittard en Maastricht gekruist. De spoorlijn volgt de te bouwen Rijksweg 75 in noordwestelijke richting. In 193 wordt de spoorlijn nog eens verlengd, nu van de Staatsmijn Maurits naar de haven van Stein aan het Julianakanaal. Het spoor loopt in westelijk richting en buigt uiteindelijk af richting het zuidwesten naar de haven. In totaal werd er voor ongeveer 200 kilometer aan spoor aangelegd, waarvan 45 kilometer grotendeels een dubbelsporige hoofdbaan is. Daarnaast omvatten de diverse emplacementen bij de mijnen nog eens 160 kilometer aan spoor. De spoorstaven zijn van het type NP46, met eiken houten dwarsliggers. De maximale asbelasting bedraagt 20 ton.


Beveiliging

In Hoensbroek is de centrale dienstleiding gevestigd. Deze staat per telefoon in verbinding met 13 seinhuizen en blokposten. Zij bedienen 120 seinen en 115 wissels.


Opening & ingebruikname

In mei 1910 wordt het traject tussen mijn Emma en Nuth geopend. In 1916 wordt de spoorlijn naar Staatsmijn Hendrik geopend. Op 21 december 1931 wordt het traject tussen Nuth en de Staatsmijn Maurits geopend. Op 1935 wordt het laatste traject geopend, dat van de Staatsmijn Maurits naar de haven van Stein.


Wijzigingen

  • In 1917 wordt de spoorlijn tussen Staatsmijn Hendrik en Nuth verdubbeld.
  • In 1934 wordt de spoorlijn tussen Nuth en het emplacement bij Staatsmijn Maurits verdubbeld.


Aansluitingen

  • Emma

In oktober 1906 wordt besloten tot de aanleg van een steenkoolmijn in staatshanden tussen Treebeek en Hoensbroek. Dit wordt de staatsmijn Emma, naar de moeder van Koningin Wilhelmina. Deze mijn wordt aangelegd tussen Treebeek en Hoensbroek. In 1909 wordt een spoorlijn aangelegd naar de mijn vanaf het emplacement in Nuth. Een jaar later, in 1910, wordt de staatsmijn opgenomen in het netwerk van het Mijnspoor. In de eerste jaren worden materialen aangevoerd om de mijn aan te kunnen leggen. De afvoer van kolen begint in 1913. Voor de productie van cokes uit de vetkolen van de staatsmijn wordt in 1914 besloten tot aanleg van een cokesfabriek in Treebeek. Deze cokesfabriek wordt in 191 in gebruik genomen.


Vanaf 1917 wordt er bruinkool van de groeve Carisborg I bij Treebeek afgevoerd. De bruinkool wordt in briketten geperst, waarvoor in 1923 een aparte fabriek voor werd gebouwd. Deze fabriek krijgt in 1924 een aparte aansluiting op het Mijnspoor.


In 1947 wordt de lucht- en materiaalschacht van Staatsmijn Emma, genaamd Emma IV, aangesloten op de spoorlijn. Bij Schinnen krijgt deze lucht- en materiaalschacht een aansluiting. De schacht is gelegen tussen het Mijnspoor en de spoorlijn van de NS. Met de aanleg van de schacht wordt de reistijd van mijnwerkers uit Schinnen aanzienlijk verkort. Zij hoeven namelijk niet eerst naar Treebeek te reizen om ondergronds weer naar Schinnen te gaan.

Bij Beek wordt in 1950 de cokesfabriek Emma II aangesloten op de spoorlijn en in gebruik genomen. De cokesfabriek wordt in 1954 in gebruik genomen ter vervanging van de oude cokesfabriek. In 1968 wordt deze fabriek gesloten.

De mijn wordt in 1973 gesloten. De aansluiting wordt tot 1974 gebruikt voor de aanvoer van kolen voor de elektriciteitscentrale op het terrein.


  • Curver

In 1968 wordt het spoor met 2,5 kilometer verlengd naar industrieterrein Bouwberg in Brunssum. Hier laat Curver in 196 een nieuwe fabriek bouwen voor huishoudelijke producten aan de Boschstraat. De spoorlijn loopt richting het pompgebouw van de Staatsmijnen in het Schutterspark en loopt ten westen van de steenberg. De nieuwe spoorlijn volgt de Ganzepool, steekt de Boschstraat over en loopt meter door in noordoostelijke richting. Hier is het mogelijk om terug te steken richting de Boschstraat. De laatste meter heeft de aansluiting twee sporen waar goederenwagons geplaatst kunnen worden. In 1974 komt er een einde aan het vervoer per spoor als nagenoeg de gehele spoorlijn wordt opgebroken.


  • Hendrik



Vanaf 1917 wordt er bruinkool van de groeven Brunahilde II en Energie afgevoerd. In 1921 komt er een einde aan de winning van bruinkool en stopt de afvoer er van.

In 1963 wordt de mijn gesloten en het gangenstelsel wordt geïntegreerd met mijn Emma.


  • Maurits


In 1967 wordt de mijn gesloten.


Dienstregeling

Er is geen vaste dienstregeling voor de treinen, met uitzondering van de treinen van de mijnen Emma en Hendrik naar de haven Stein en het vervoer van vetkool uit mijn Emma vanaf 1954 naar de cokesfabriek Emma II. Deze vervoersstromen worden regelmatig bijgesteld naar de vraag en productie. De overige treinen rijden bij behoefte. Het rangeerwerk bij de mijnen en haven wordt georganiseerd door de lokale Dienst Expeditie. Ook zorgen zij er voor dat een trein verzendklaar is. De Dienst Expeditie laat aan de Dienst Vervoer weten hoeveel lege wagons nodig zijn voor belading, wanneer een lege trein aankwam bij een mijn en wanneer een volle trein klaar staat voor afvoer. Naast de afvoer van kolen vindt op beperkte schaal intern vervoer over de spoorlijn plaats. Het gaat dan om mijnsteen uit de Staatsmijnen Emma en Hendrik naar de stort. Daarnaast worden er kolen uit deze mijnen naar de elektriciteitscentrale van Staatsmijn Maurits vervoerd. De treinen worden vanaf 1908 tot 1961 gereden door diverse soorten stoomlocomotieven. Vanaf 1950 komen de eerste diesellocomotieven in dienst. Tussen 1954 en 1958 worden de meeste diesellocomotieven geleverd.


Ongevallen

Sluiting & opbraak

In 1974 wordt na de sluiting van de mijnen het traject tussen mijn Hendrik en Geleen gesloten en vrij snel daarna wordt het traject tussen de mijnen Maurits en Hendrik opgebroken. De spoorlijn tussen Nuth en Geleen S.M.M. wordt in 1975 opgebroken, evenals de zuidelijke aansluiting naar Beek.


Bronnen, Referenties en/of Voetnoten

  • Limburgse mijnen en het spoor - R. Liebrand en P. van den Boorn - Maandblad: Op de Rails, 92e Jaargang - maart 2024 Blz: 114-123 Uitgave: NVBS ISSN: 0030-3321
  • Limburgse mijnen en het spoor - R. Liebrand en P. van den Boorn - Maandblad: Op de Rails, 92e Jaargang - april 2024 Blz: 166-175 Uitgave: NVBS ISSN: 0030-3321
  • Limburgse mijnen en het spoor - naschrift - S. Jansen - Maandblad: Op de Rails, 92e Jaargang - juni 2024 Blz: 306-307 Uitgave: NVBS ISSN: 0030-3321
  • Limburgse mijnen en het spoor - naschrift 2 - S. Jansen en J. Roos - Maandblad: Op de Rails, 92e Jaargang - augustus 2024 Blz: 385-387 Uitgave: NVBS ISSN: 0030-3321