Nummersysteem van Nederlandse Spoorwegen
Het nummersysteem van 1921
Met de komst van de dieseltreinstellen in 1934 was het gebruikte nummersysteem hier niet op voorbereid. De bestaande nummerreeksen hielden geen rekening met het begrip treinstel. Ook het nummeren in van de afzonderlijke rijtuigen bleek niet mogelijk, omdat er geen nummerseries waren voor motorrijtuigen en aanhangrijtuigen in de categorie dieselmaterieel. Zodoende moest er nagedacht worden over nieuwe nummerseries voor treinstellen. Er wordt besloten om alle motorrijtuigen en aanhangrijtuigen behorend tot een treinstel het zelfde nummer te geven. Omdat de driedelige dieseltreinstellen de eerste treinstellen van de NS waren, werd besloten om ze vanaf 1 te nummeren. Om de rijtuigen te onderscheiden naar hun functie, werden er letters toegevoegd. De letters verwijzen naar de klasse van het betreffende rijtuig en naar de eventuele aanwezigheid van een bagageafdeling. Al vrij snel bleek het treinstelnummer voor verwarring te zorgen met de klasse-aanduiding. In april 1934 is besloten om de treinstellen 1 - 10 te vernummeren naar 41 - 50. Bij de komst van de eerste elektrische treinstellen in 1935 werd het bestaande nummerschema van motorrijtuigen en aanhangrijtuigen gevolgd. In oktober 1936 wordt opdracht gegeven om de treinstellen te nummeren in de serie 201 - 208. Het rijtuig met de hoogste klasse bepaald bij bakwisselingen het rijtuignummer van de overige rijtuigbakken.
Algemeen nummersysteem Nederlandse Spoorwegen van 1921 – 1950
Serie | Categorie |
---|---|
1 – 500 | trammaterieel |
501 – 1000 | lokaal spoormaterieel met maximumsnelheid tot 60 km/h mag lopen |
1001 – 2000 | lokaalspoormaterieel dat in treinen met meer dan 60 km/h mag lopen |
2001 – 2500 | 2-assig materieel zonder closet |
2501 – 3000 | 2-assig materieel met closet |
3001 – 3500 | 3-assig materieel zonder closet met beperkt gebruik waarin meerdere voertuigen op draaistellen lopen |
3501 – 4000 | 3-assig materieel met closet met beperkt gebruik waarin meerdere voertuigen op draaistellen lopen |
4001 – 5000 | overig 3-assig materieel |
5001 – 6000 | 4-assige coupé-rijtuigen, postrijtuigen en bagagewagens zonder closets |
6001 – 7000 | 4-assige coupé-rijtuigen, postrijtuige60em;n en bagagewagens met closets |
7001 – 8000 | 4-assig materieel voor D-treinen mei overgangsbruggen en vouwbalgen |
8001 – 9000 | elektrisch materieel (aanhangrijtuigen) |
9001 – 10000 | elektrisch materieel (motorrijtuigen) |
gesloten goederenwagens | |
---|---|
Serie | Categorie |
1 – 26000 | gesloten goederenwagens 10, 15, 175 en 20 tons wagens voor groente 15 en 175 tons |
26001 – 27000 | koel- en vleeswagens |
open goederenwagens | |
35000 – 70000 | open goederenwagens 10, 15, 175, 20, 215 en 30 tons |
overige goederenwagens | |
70001 – 78000 | veewagens |
78001 – 80000 | (luxe) paardenwagens |
80001 – 85000 | zandwagens 10, 15, en 20 tons |
85001 – 90000 | plattewagens (rongenwagens) 10, 15, 20, 30 en 35 tons |
90001 – 95000 | houtwagens (schamelwagens) dwarsliggerswagens marmer-, rijtuig- en containerswagens |
95001 – 97000 | hekkenwagens enz. |
97001 – 100000 | ketel- en beerwagens |
dienstmaterieel | |
155001 – 155200 | gaswagens |
157001 – 157100 | ongevallenwagens |
157801 – 157900 | montage- en hulpmontagewagens |
158001 – 158300 | waterwagens |
163001 – 163100 | wielenwagens (voor rijtuigen en wagenwielassen) |
163101 – 163200 | wielenwagens (voor loc- en tenderwielassen) |
174101 – 174200 | railswagens |
174501 – 175000 | dwarsliggerswagens |
175201 – 175300 | creosootwagens |
176001 – 176100 | gewichtswagens |
179001 – 179100 | zelflossers |
184001 – 184100 | stoompontwagens |
Personen materieel: (Rijtuigen, postbagagewagens, bagagewagens) | |
---|---|
Serie | Categorie |
1 – 100 | Smalspoor materieel. |
101 – 200 | Oud S.S.-materieel: Den Haag – Scheveningen |
201 – 300 | Materieel op de lijnen: Nunspeet – Zwolle/Kampen en Gouda – Schoonhoven |
301 – 400 | Oud H.S.-materieel op de lijnen: Den Haag – Scheveningen Egmond – Alkmaar – Bergen Kwadijk – Volendam |
401 – 500 | Nieuw-breed-materieel als in gebruik op de lijn Ede – Wageningen |
Goederenmaterieel: | |
1 – 1000 | Smalspoor materieel. |
1001 – 2000 | Oud S.S.-materieel: Den Haag – Scheveningen |
2001 – 3000 | Materieel op de lijnen: Nunspeet – Zwolle/Kampen en Gouda – Schoonhoven |
3001 – 4000 | Oud H.S.-materieel op de lijnen: Den Haag – Scheveningen Egmond – Alkmaar – Bergen Kwadijk – Volendam |
4001 – 5000 | Nieuw-breed-materieel als in gebruik op de lijn Ede – Wageningen |
In 1936 komt er een nieuw nummersysteem voor de treinstellen, waarbij een indeling van honderdtallen werd gehanteerd. Materieel dat qua inrichting en techniek van elkaar afweek, begon met een nieuw tiental. Met de aflevering van de treinstellen van het type Materieel'40 werd het systeem verfijnd. Hierbij werd gekozen om de tweedelige treinstellen Materieel'36 tijdens hun verlenging niet te vernummeren naar de serie 600, maar in de serie 400. De verlengde driedelige treinstellen behouden hun nummers in de serie 600. Dit nummersysteem hield geen rekening met het wisselen van rijtuigbakken qua samenstelling in een treinstel. Dit omdat het wisselen van rijtuigbakken niet zo eenvoudig was als bij losse rijtuigen, zoals toegepast bij het Materieel'24. Het oliemotormaterieel (omBC/omC) werd niet in dit nummerschema opgenomen, maar behield hun eigen nummering. Pas met het nummerplan vanaf 1950 worden zij opgenomen in het nummerschema voor dieselmaterieel. Al vrij snel kwamen de beperkingen van dit systeem met 200 nummers naar lengte in plaats van indienststelling naar voren. Zo zijn de tweedelige treinstellen Materieel'46 vanaf de aflevering genummerd vanaf 241, in aansluiting op Materieel'36 in plaats van het jongere Materieel'40. Deze aangepaste nummering ligt waarschijnlijk in het feit dat het nieuwe materieel is afgeleid van Materieel'36. Omdat er van dit oude materieel nog treinstellen aanwezig zijn die in de serie 211 - 231 zijn genummerd, wordt er begonnen met het leveren van de ElD2 241. Nadat de treinstellen Materieel'36 tussen 1949 en 1950 deels zijn verlengd en allemaal zijn vernummerd, kan Werkspoor de treinstellen met de nummer ElD2 221 - 240 leveren van het Materieel'46. Zo ontstaat de nummerserie ElD2 221 - 299 bij dit materieel. De treinstellen van het Materieel'54 zijn de laatste treinstellen die nog volgens dit systeem van tweedelige en vierdelige treinstellen genummerd konden worden. Met de levering van de treinstellen Plan T (serie 500) en later van Plan V (serie 400) wordt er voor gekozen om de treinstellen te nummeren in de series die aanvankelijk bedoeld zijn voor driedelige treinstellen. De keuze hiervoor is ingegeven dat de series voor de tweedelige (serie 201 - 400) en vierdelige (601 - 800) treinstellen vol zijn. Daarnaast werden er geen bestellingen voor driedelige treinstellen meer verwacht. Bij de levering van de eerste drie series Plan V waren er nog 5 driedelige treinstellen Materieel'36 (ElD3 402, ElD3 405, ElD3 413, ElD3 416 en ElD3 418) aanwezig. Het eerste treinstel werd voorzien van een o achter het nummer. De overige vier treinstellen kregen nog een nieuw nummer. Zij werden vernummerd naar ElD3 437 - ElD3 440, in de hoop dat deze treinstellen eerder afgevoerd zouden zijn dan dat de nieuwe treinstellen ElD2 401 - ElD2 438 geleverd zouden worden. Dit was echter niet het geval, waarop in de zomer van 1968 besloten werd om achter het treinstelnummer een O te plaatsen. Hiermee werd aangegeven dat het om een oud nummer ging. Met de komst van 70 treinstellen Plan V ontstond er een nieuw probleem qua nummering. Er was geen ruimte meer in de nummerreeks om de treinstellen vanaf 491 te nummeren. Daarom werd er gekozen om de treinstellen te nummeren in de serie 800. De nog bestaande vijfdelige treinstellen van het Materieel'40 moest hiertoe vernummerd worden. Zij krijgen een 1 voor het nummer, waarmee de treinstellen worden opgenomen in de serie 1800. Met komst van nog meer treinstellen Plan V, moesten ook de bestaande stroomlijnpostrijtuigen vernummerd worden. Ook zij krijgen een 1 voor het nummer. Hiermee komen de rijtuigen terecht in de serie 1900.
dieseltreinstellen | |
---|---|
Serie | Categorie |
11 – 199 | dieseltreinstellen |
elektrische treinstellen | |
201 - 399 | tweedelige treinstellen |
401 - 599 | driedelige treinstellen |
601 - 799 | vierdelige treinstellen |
801 – 999 | vijfdelige treinstellen |
Algemeen nummersysteem Nederlandse Spoorwegen van 1950 – heden
In 1950 kwam een nieuwe indeling tot stand die nog deels nog steeds op het nummersysteem van 1921 gebaseerd is. De nieuwe nummering is noodzakelijk omdat na de Tweede Wereldoorlog vele samenstellingen van het materieel zijn gewisseld en daarbij gaten zijn ontstaan in de bestaande nummering van het materieel. Kenmerkend voor deze operatie is dat er zo min mogelijk vernummerd moest worden en dat de vernummeringen in een zo kort als mogelijk tijdsbestek wordt uitgevoerd. Op 5 en 15 augustus 1950 wordt de schilderopdracht omschreven, welke op 5 september nader wordt toegelicht met de chef van de Haarlemse werkplaats. Na deze toelichting wordt het schema verder uitgewerkt door de NS, omdat het wenselijk was om de vernummering centraal te organiseren. Op 11 september 1950 wordt vast gelegd dat in overleg met de Haarlemse werkplaats alle rijtuigbakken die in onderhoud zijn in de Revisieloods Amsterdam Zaanstraat, Leidschendam, Maastricht en Utrecht alsmede de rijtuigbakken die nog niet hersteld zijn, vernummerd moeten worden. Om de tijd van de vernummering zo kort als mogelijk te houden, wordt er voor gekozen om het materieel door twee schilders te vernummeren die het land rond reizen in plaats van af te wachten wanneer het materieel een werkplaats binnenkomt. Besloten wordt om op 18 september 1950 te beginnen met het vernummeren. Het materieel wordt op de grotere stations voorzien van de nieuwe nummers.
dieseltreinstellen | |
---|---|
Serie | Categorie |
11 – 199 | dieseltreinstellen binnenland |
1001 – 1199 | dieseltreinstellen buitenland |
elektrische treinstellen | |
201 - 399 | elektrische tweedelige treinstellen |
401 - 599 | elektrische driedelige treinstellen |
601 - 799 | elektrische vierdelige treinstellen |
801 – 899 | vijfdelige treinstellen |
901 – 999 | stroomlijnpostrijtuigen |
1201 - 1399 | elektrische tweedelige treinstellen buitenland |
In augustus 1951 is een voorlopige nummering van het dieselmaterieel vast gesteld, in verband met de aanschaf van nieuw materieel. Uitgangspunten hierbij was dat de nummering onder de 200 bleef, de laagste nummers waren gereserveerd voor het materieel met het minst aantal rijtuigbakken, de hoogste voor het materieel met het meeste aantal rijtuigbakken. Er moest ruimte zijn voor uitbreiding van de bestelling DE1 en DE2 materieel en er moesten zo min mogelijk nummerplaten komen te vervallen. Wanneer er meer DE-materieel besteld zou worden, zouden de treinstellen DE2 qua nummering opschuiven. In eerste instantie zouden de nummerplaten van de treinstellen DE5 gebruikt worden voor het nieuwe materieel. Het oude materieel zou nummers krijgen die het dichtst bij nummer 200 lag en daar vandaan werd omlaag geteld. Uitbreiding van dit materieel was niet meer te verwachten. Op deze manier ontstaat er ruimte om andere series uit te breiden. In februari 1953 wordt opdracht gegeven om 10 motorrijtuigen DE1 en 16 treinstellen DE2 te bestellen. Hiermee schuift de oorspronkelijke nummering met 10 op, met uitzondering van de treinstellen DE5 die opgebouwd waren uit oorspronkelijke dieselrijtuigen en verbouwde elektrische rijtuigen. Deze schoven met 5 op om zo onder de 200 te blijven. De ruimte tussen 106 en 141 kon worden gebruikt voor nieuw materieel, wat met de aanschaf van Plan U ook werd gedaan.
De onderverdeling was aanvankelijk als volgt bedacht:
Nummering | |
---|---|
Nieuwe nummers | Oude nummers |
11 - 14 | omBC 2901 - 2908 |
21 - 40 | Motorrijtuigen DE1 |
51 - 90 | Treinstellen DE2 |
131 - 160 | DE3 11 - 40 |
171 - 185, 191, 192 | DE5 51 - 68 |
In 1953 wordt het nummersysteem voor de locomotieven aangepast. De nummers 1 - 1000 zijn gereserveerd voor locomotoren en rangeerlocomotieven. De nummers 1001 - 2000 zijn gereserveerd voor elektrische locomotieven en de nummers 2001 - 3000 zijn gereserveerd voor de diesellocomotieven.
Met de aanstaande levering van het StadsGewestelijk Materieel, moest er een nieuwe nummerserie worden bedacht. Hierbij werd er gekeken naar duizendtallen in plaats van honderdtallen. Daarnaast was er geen ruimte meer om de treinstellen te nummeren tussen 201 en 1000. Zo wordt er een indeling gemaakt waarbij elektrisch materieel voor stoptreindiensten worden ondergebracht in de serie 2000. De serie 3000 wordt gereserveerd voor dieselmaterieel dat als stoptrein gaat rijden. Materieel voor sneltreinen worden opgenomen in de serie 4000. De serie 5000 wordt aanvankelijk bedacht voor sneltrams. De serie 6000 wordt pas in 199 aangewezen voor lightrail materieel. In deze periode worden ook de series 7000 en 8000 gereserveerd. De serie 7000 is gereserveerd voor dubbeldeksmaterieel dat in stoptreinen dienst zal doen. In de serie 8000 zal het dubbeldeksmaterieel worden opgenomen dat intercity's en sneltreinen zal gaan rijden. De nieuwe treinstellen SGM zullen genummerd gaan worden in de serie 2000, waarbij de serie 1000 werd overgeslagen. Ook de serie 3000 is in eerste instantie overgeslagen, maar werd later gebruikt voor het dieselmaterieel. De nieuwe treinstellen voor de intercity-diensten, het ICM, worden genummerd in de serie 4000. Voor een eventuele vervolgbestelling van de driedelige treinstellen is de serie 4100 beschikbaar. Hier wordt echter geen gebruik van gemaakt. In plaats daarvan worden vierdelige treinstellen besteld. Deze worden genummerd in de serie 4200. In 1981 wordt wel gebruik gemaakt van nummering in de serie 3000. Hier zal dieselmaterieel worden ondergebracht. De series 3100 en 3200 worden gebruikt voor het DH-materieel. Bij de verlenging van het SGM van twee naar drie rijtuigen worden zij genummerd in de serie 2800, al had de nummerserie 2300 meer voor de hand gelegen. Ook de bij aflevering al uit drie rijtuigen bestaande treinstellen worden aansluitend genummerd op de bestaande treinstellen. Zij krijgen de nummers El3 2881 - El3 2895.
Bij de aflevering van de rijtuigen DD-AR wilde men af van de vele wisselingen in rijtuigstammen, zoals die bij het DDM-1 plaats vond. Bij dit materieel vindt het onderhoud plaats op het niveau van ieder rijtuig, in plaats van een stam. Bij het DD-AR werden de rijtuigen in vaste stammen van drie (serie 7300) of vier (serie 7400) rijtuigen gehouden. Deze stammen worden voorzien van een locomotief. Bij de vervanging van de locomotief door een motorrijtuig mABk worden de vier- of vijfdelige stammen genummerd in de serie 7800 of 7900. Bij deze stammen hebben alleen de locomotieven een andere cyclus van het onderhoud, waardoor het geregeld voorkwam dat locomotieven aan een andere stam werden gekoppeld. Wisselingen in de stam vond sporadisch plaats. Sommige stammen konden echter twee rijtuigen eerste klas hebben, waardoor het lastig was om een stamnummer te bepalen. Dit werd opgelost door het stuurstandrijtuig Bvk het stamnummer te laten bepalen. Alle rijtuigen van het DD-AR zijn voorzien van eigen nummers. Deze nummers hebben 7 cijfers, waarbij de eerste drie cijfers iets zeggen over de rijtuigbak. De laatste vier cijfers zijn de volgnummers. Begin jaren '90 ontstaat er meer behoefte aan nieuw dieselmaterieel ter vervanging van het oude materieel. Er zijn plannen om motorrijtuigen en tweedelige treinstellen te bestellen. Dit materieel zal genummerd worden in de series 3300 en 3400. Uiteindelijk zullen alleen de tweedelige treinstellen besteld worden. Met de instroom van de dubbeldekkers voor de langere afstand wordt de nummering voortgezet van de treinstammen. Zij worden ondergebracht in de serie 8000. De driedelige stammen worden ondergebracht in de serie 8200 en de vierdelige stammen in de serie 8400. Ook de aparte rijtuigen van de stammen zijn voorzien van eigen nummers. Deze nummers hebben 7 cijfers, waarbij de eerste drie cijfers iets zeggen over de rijtuigbak. De laatste vier cijfers zijn de volgnummers.
Met het verlengen van het DD-IRM vanaf 2001 worden zij ondergebracht in nieuwe nummerseries. De verlengde driedelige stammen worden ondergebracht in de serie 9400, terwijl de verlengde vierdelige stammen worden genummerd in de serie 8600. De opmerkelijke sprong was aanvankelijk tijdelijk, om zo geen verwarring te laten ontstaan met de oorspronkelijke vierdelige stammen die verlengd worden tot zesdelige stammen. Na afloop van het verlengen van de stammen is de nummering in de serie 9400 definitief gebleven. Ook de nieuw afgeleverde vier- en zesdelige stammen worden aansluitend genummerd aan de al bestaande series in de nummerseries 8700 en 9500. Bij de revisie van het SGM tussen 2002 en 2006 worden zij genummerd in de serie 2900, met behoud van hun volgnummer. De vernummering is ingegeven dat de gereviseerde treinstellen niet gecombineerd mochten rijden met de nog niet gereviseerde treinstellen. Dit in verband met wijzigingen aan de tractie-installatie. De aparte nummers waren ook beter herkenbaar voor de bijsturing. Ook de tweedelige treinstellen SGM die vanaf 2006 worden gereviseerd, worden vernummerd. Zij worden genummerd in de serie 2100. Ook dit ter verbetering van de herkenbaarheid. Naast de nummering in de serie 2100, wordt ook het volgnummer met nog eens 10 verhoogd. Hiermee wordt een doublure voorkomen met de reeds afgevoerde treinstellen SM'90, die nog in enkele systemen aanwezig waren.
Met de levering van de nieuwe generaties sprinter materieel wordt teruggekeerd naar het nummersysteem dat halverwege de jaren '70 werd geïntroduceerd bij het SGM. Als eerste hiervan is het SLT geleverd. Zij worden in de serie 2000 genummerd, waarbij het aantal rijtuigbakken bepalend is voor het honderdtal. De treinstellen worden genummerd in de series 2400 en 2600. Bij de levering van het type Flirt voor zowel in de R-Net huisstijl als de NS huisstijl wordt er voor gekozen om ook deze treinstellen in de serie 2000 te nummeren. De tweedelige R-Net treinstellen krijgen nummers in de serie 2000, terwijl de driedelige en vierdelige treinstellen bij de NS genummerd worden in de series 2200 en 2500. Bij het SNG is er voor gekozen om de treinstellen onder te brengen in de series 2300 (vierdelig) en 2700 (zesdelig). Hiermee zijn bijna alle honderdtallen in de serie 2000 gevuld. De tweede bestelling van het SNG van 50 treinstellen zorgt er voor dat er een nieuwe nummerserie gezocht moest worden. Er is voor gekozen om deze treinstellen te nummeren in de serie 3000 in plaats van een nummering in de vrije serie van 2800. Ook een grootschalige vernummering van het sprinter materieel wordt hiermee voorkomen. In de serie 3000 zal in de komende jaren meer materieel in dienst komen. Zo worden de series 3100 (vijfdelig), 3200 (achtdelig binnenland) en 3300 (achtdelig Benelux) gebruikt voor de nieuwe generatie intercity materieel, terwijl in eerste instantie bij de bestelling nummers in de serie 6000 en 6100 bedacht waren.
Oorspronkelijk nummerplan in de jaren '70, uitgebreid tot in de jaren '90
dieseltreinstellen | |
---|---|
Serie | Categorie |
3000 | dieseltreinstellen binnenland |
elektrische treinstellen | |
2000 - 2999 | elektrisch stoptreinmaterieel |
4000 - 4999 | elektrisch sneltreinmaterieel |
5000 - 5999 | elektrisch sneltrammaterieel |
6000 – 6999 | Lightrail |
7000 – 7999 | Dubbeldeksmaterieel voor stoptreinen |
8000 – 8999 | Dubbeldeksmaterieel voor sneltreinen en intercity |
Verwijzingen
Voor de indeling van bakcodes wordt naar Bakcodes NS verwezen.
Voor de indeling van draaistellen wordt naar Draaistelcodes NS verwezen.
Voor de plan indeling wordt naar Plan indeling NS verwezen.
Voor de actuele kenmerken wordt naar EVN / NVR (voorheen het twaalfcijferige UIC kenmerk) verwezen.
Invoering UIC nummersysteem vanaf 1965
UIC nummersysteem op wagens (1965) (UIC1)
Bij de invoering van het nieuwe uniforme nummersysteem van 1965 werden de nieuwe letterkenmerken vooraf gegaan door een punt in de tabel aangegeven met •, bijvoorbeeld • Gs voor gesloten wagen ter onderscheiding van de oude letterkenmerken.
Oorspronkelijke NS nummerserie |
Oorspronkelijke NS soortnaam |
Algemeen omschrijving wagentype |
UIC kenmerknummer 5de tot en met 7de (8ste) cijfer ❻ |
UIC kenmerk soortnaam ❶ |
---|---|---|---|---|
100 – 1749 | GW | normale gesloten wagens | 133 ◦ | • Gls |
301 – 5475 | S-CHR, Ghs | 121 ◦ (indien RIV) | • Gs-v | |
128 ◦ (indien EUROP) | ||||
5700 – 8099 ❺ | S-CHO | 120 ◦ (indien RIV) | • Gs | |
125 ◦ (indien NS-MT) | ||||
127 ◦ (indien EUROP) | ||||
8102 – 12774 | CHD, CHDG | geen ❷ | ||
13801 – 13830 | XCH-GZ | speciale gesloten wagens | 200 ◦ | • Hdg |
13831 – 13900 | X-CHG | normale gesloten wagens | 103 ◦ | • Glm |
14063 – 14901 | CHO. CHOM | geen ❷ | ||
15198 – 20250 | (X)-CHE | geen ❷ | ||
20251 – 20750 | X-CHG | 103 ◦ | • Glm | |
20751 – 20990 | S-CHH | 156 ◦ | Gbls | |
20991 – 21000 | S-CHK | speciale gesloten wagens | 212 ◦ | • Hbcs-v |
24576 – 24998 ❺ | CH(R)MK | normale gesloten wagens | 101 ◦ | • Gl |
102 ◦ (indien NS-MT) | ||||
26531 – 26555 | S-CHIZ | koelwagens | 802 ◦ | • Ibdlps |
26601 – 26700 | Ibces | 801 ◦ | • Ibces | |
nieuw wagentype | 815 ◦ | • Ibbccs | ||
26701 – 26800 | Ics | 803 ◦ | • Ibes | |
26801 – 26820 | S-CHV | 807 ◦ | • Ics | |
26821 – 26830 | S-CHV | 806 ◦ | • Icms | |
27421 – 27830 | CHIB | normale gesloten wagens | geen ❷ | |
28401 – 28407 | S-CHI | koelwagens | 805 ◦ | • Iblps |
30000 – 30899 ❺ | Hbs | normale gesloten wagens | 150 ◦ | • Gbs |
151 ◦ (indien NS-MT) | ||||
31002 – 31375 ❺ | H(R)MK | 101 ◦ | • Gl | |
102 ◦ (indien NS-MT) | ||||
32000 – 32394 ❺ | Hbs | 150 ◦ | • Gbs | |
151 ◦ (indien NS-MT) | ||||
37000 – 37029 | Hbcs | speciale gesloten wagens | 213 ◦ | • Hbcs |
38000 – 38129 | Hbis | 211 5 | • Hbis-w | |
nieuw wagentype | 211 6 | • Hbis | ||
40001 – 40210 | GRU | wagens met openlegbaar dak | 560 0 | • T-x |
40501 – 40525 | GSDW | 560 1 | • T | |
40601 – 40649 | Tb | 560 2 | • T-u | |
40650 – 40699 | Tb | 570 2 | • Ts-u | |
40700 – 40701 | Te-t | 560 3 | • T-t | |
49000 – 49024 | F-v | speciale open wagens | 600 ◦ | • F-z |
49100 – 49124 | Fs-v | 610 ◦ | • Fs-z | |
50000 – 50221 | Fds | normale open wagens | 551 ◦ | • Eds-v |
50250 – 51399 | Eds | 550 ◦ | • Eds | |
52722 – 59360 | GTM | geen ❷ | ||
59500 – 59699 | Fads | speciale open wagens | 678 ◦ | • Fads |
61001 – 61620 | GTM | normale open wagens | geen ❷ | |
61651 – 66840 ❺ | GTU | normale open wagens | 500 ◦ (indien RIV) | • E |
505 ◦ (indien NS-MT) | ||||
508 ◦ (indien EUROP) | ||||
67001 – 69600 | GTO | 501 ◦ (indien RIV) | ||
507 ◦ (indien EUROP) | ||||
84001 – 84100 | S-LWR | normale platte wagens 2-assig | 334 ◦ | • Kbs-w |
84101 – 84500 | S-LWO | 333 ◦ | • Kbs | |
87461 – 87462 | LWP | 342 ◦ ❸ | • Kbms | |
87510 – 87600 | LWGK | 302 4 ❹ | • Kb-v | |
87601 – 88000 | LWR | 302 3 ❹ | • Kb-w | |
nieuw wagentype | 335 ◦ | • Kbss | ||
336 ◦ | • KIs | |||
89202 – 89250 | HTSV | normale open wagens 4-assig | 380 ◦ | • R |
89301 – 89380 | S-HTS | 391 0 | • Rs | |
89500 – 89544 | S-HTSV | 391 3 | • Rs-v | |
90001 – 90004 | KWK | kuilwagens | 989 ◦ | • Uai |
90100 – 90101 | Ld | 909 ◦ | • Ui | |
90200 | Sds | 939 ◦ | • Uais | |
90300 | Saad | 999 ◦ | • Uai-w | |
92321 – 92356 | HBU | speciale platte wagens 2- en 3-assig | 402 ◦ | • Lalp |
93821 – 93970 | HHD | 405 ◦ | • Lbk | |
94801 – 94880 | S-HH | 411 0 | • Lbs | |
94881 – 94900 | 411 1 | • Lbs-z | ||
94901 – 94950 | HHD | 405 ◦ | • Lbk | |
nieuw wagentype | 412 ◦ | • Lips | ||
97000 – 97059 | Lacs | 413 ◦ | • Laes | |
99000 – 99129 | U, Ucs-y, | silowagens | 912 ◦ | • Ucs, • Uces |
99200 – 99539 | Ucs, Uces | |||
99540 – 99739 | Ubcs | 910 ◦ | ||
Opmerkingen: ❶ zie ook tabel: Nationale indextoevoeingen bij UIC 1 nummering voor wagens (1965). ❷ deze te slopen wagens werden niet meer van UIC1 kenmerken voorzien. ❸ werden omgebouwd tot S-wagens. ❹ werden omgebouwd tot 20-tons wagens. ❺ Bij NS-wagens gestationeerd in Zeeuws-Vlanderen werdt achter NS nog extra -MT toegevoegd (NS-MT) en hadden een ander UIC kenmerknummer voor het 5de tot en met 7de ❻ ◦ positie 8ste cijfer. |
Bij kenmerk | Algemene eigenschapsbetekenis van de nationale indexletter | |
---|---|---|
• …-v | v = In het algemeen kan gesteld worden dat deze code werd toegekend het verouderde wagentype ten opzicht van het nieuwe standaard wagentype. Deze oudere wagens hebben praktisch altijd een geringer beladingseigenschap dan de standaard wagens. | |
• …-y | y = Depotwagen (deze index letter was al voor het UIC 1 tijdperk ingevoerd) | |
Bijzondere eigenschapsbetekenis van de nationale indexletter | Standaardwagen (ter onderscheiding van) | |
• Eds-v | v = 38 m3 inhoud | • Eds (40 m3) |
• F-z • Fs-z |
z = met kiepbakken | • F (= geen kiepbakken) |
• Gs-v | v = 21 ton | Gs (28 ton) |
• Hbis-w | w = met tussenwand | • Hbis (= zonder tussenwand) |
• Hbcs-v | v = lang 11,6 m en 21 ton | • Hbcs (12,7 m en 26,5 ton) |
• Kb-w • Kbs-w |
w = lang 13,9 m | • Kbs (12,5 m) |
• Kb-v | v = lang 13 m | • Kbs (12.5 m) |
• Lbs-z | z = ingericht voor soda-containers | • Lbs (voor overige autolaadkisten) |
• Rs-v | v = 42 ton | • Rs (56 ton) |
• T-x | x = met bijbehorend dekzeil | • T (schuifdak) |
• T-u • Ts-u |
u = luikendak | • T (schuifdak) |
• T-t | t = roldak | • T (schuifdak) |
• Uai-w | w = 8 assen | • Uai (6 assen) |
UIC nummersysteem op dienstmaterieel (1965) (UIC1)
UIC nummersysteem op rijtuigen (1968) (UIC1)
UIC nummersysteem op tractievoertuigen (2000) (EVN)
Bronnen
De (ver)nummering van het stroomlijnmaterieel - P.W. van der Vlist, J.M. ten Broek - Maandblad: Op de Rails, 87e Jaargang - 2019 Blz: 429-436 Uitgave: NVBS ISSN: 0030-3321
De (ver)nummering van het stroomlijnmaterieel - P.W. van der Vlist, J.M. ten Broek - Maandblad: Op de Rails, 87e Jaargang - 2019 Blz: 489-497 Uitgave: NVBS ISSN: 0030-3321